Ik schrijf deze blog vanuit Kinshasa. De voorbije dagen zweefde ik tussen woede en bitterheid, nadat ik het nieuws had vernomen over het onwaarschijnlijke geweld dat zich nog maar eens heeft afgespeeld in het hart van de Congolese bossen. In de ochtend van 2 mei voerden politie en leger een ware strafexpeditie uit tegen de inwoners van het dorp Yalisika in Bumba, een gebied in het noorden van de Evenaarsprovincie. Wat hadden deze mensen misdaan? Ze waren in opstand gekomen tegen de praktijken van het houtkapbedrijf Siforco, het Congolese filiaal van de Zwitserse groep Danzer.

De dorpelingen beschuldigen Siforco ervan hun beloftes (uit 2005 en 2009) niet na te komen. In ruil voor de ontginning van hun woud zou Siforco diensten aanbieden en infrastructuur bouwen voor de gemeenschap. Toen de inwoners van Yalisika in april protesteerden tegen het uitblijven van een compensatie, deed Siforco een beroep op de lokale autoriteiten en het leger.

Strafexpeditie

Zestig gewapende mannen begaven zich naar Yasilika. Volgens de informatie van Greenpeace is de balans van deze expeditie uiterst schokkend. Een dorpeling, Frédéric Moloma Tuka, is overleden en verschillende vrouwen onder wie minderjarige meisjes werden verkracht. Heel wat anderen werden geslagen. Tot slot werden zestien mensen gearresteerd en opgesloten in de gevangenis van Bumba.

Zodra Greenpeace op de hoogte werd gebracht van deze feiten, gingen we samen met leden van de Congolese ngo Réseau Ressources Naturelles (RRN) ter plaatse om beter te begrijpen wat er precies gebeurd was. Onze ploeg heeft gesproken met ooggetuigen, medisch personeel en lokale autoriteiten: allemaal gaven ze dezelfde versie van wat er zich heeft afgespeeld. De vrachtwagen waarmee de gearresteerde personen naar Bumba werden gebracht, hield halt aan de site van Siforco. Daar zou de manager van het bedrijf de politieagenten en soldaten betaald hebben.

Geen alleenstaand geval

De industriële houtkap heeft niet alleen zware gevolgen voor het milieu, waarbij de laatste intact gebleven bossen voor de bijl gaan. De exploitatie van hout leidt vaak ook tot zeer ernstige sociale conflicten. De gemeenschappen die in het woud leven en de inheemse bevolking krijgen helemaal geen inspraak in het gebruik van hun bossen. In Congo gaat deze houtkap vaak gepaard met geweld van de veiligheidsdiensten in dorpen die zich niet zomaar schikken naar deze praktijken. Geregeld worden hier de mensenrechten geschonden. Greenpeace bracht in het verleden al zulke schandalen aan het licht. We blijven waarschuwen dat in zo'n context elke uitbreiding van de industriële houtkap in het Congolese woud de sociale conflicten en de vernietiging van het milieu verergert.

In de voorbije jaren hebben tragedies zoals in Yalisika – met arbitraire arrestaties, verkrachtingen en geweld – geregeld plaatsgevonden in de Congolese bossen. In 2010 wees Greenpeace op een conflict tussen het bedrijf Sodefor (een Congolees filiaal van de groep NST met hoofdzetel in Liechtenstein) en een dorp in Oshwe, in de provincie Bandundu. Het geschil is nog niet beslecht. In september 2010 kwam een deel van de bevolking in Oshwe op straat en schreeuwde “Toboyi Sodefor!” (weg met Sodefor). Recenter was Sodefor betrokken bij een nieuw sociaal conflict met een lokale gemeenschap.

FSC-label

Door de afwezigheid van structuur en het totale gebrek aan overheidsmiddelen, worden de boswetten in Congo amper nageleefd en gedragen de houtkapbedrijven zich als een staat in een staat. De raid in Yalisika heeft dat nog maar eens aangetoond. We zijn nog ver verwijderd van het zogenaamde duurzame bosbeheer waar de internationale geldschieters (met de Wereldbank en landen als Duitsland, Frankrijk en Nederland op kop) de mond van vol hebben. Als ik bedenk dat bedrijven als Sodefor en Siforco aanspraak willen maken op het kostbare FSC-label voor “duurzaam hout”, gaan al mijn haren rechtop staan. Hoe kan men spreken van duurzame ontginning met zulk geweld als basis, zonder nog maar te spreken over de verwoesting van intact woud? In die context kan niemand mijn nog overtuigen dat de industriële houtkap een oplossing is voor echt duurzame ontwikkeling, die het klimaat en de bossen ten goede komt.

Wat kunnen we dan nog doen? Eerst en vooral moet er opnieuw gerechtigheid heersen. Vervolgens mogen geldschieters en andere partners niet langer bedrijven als Siforco en Sodefor steunen. Het is hoog tijd dat de donorgemeenschap en de Congolese regering kiezen voor alternatieven die het klimaat en de biodiversiteit beschermen, maar ook voor een echt duurzame ontwikkeling voor de 40 miljoen Congolezen die voor hun overleven aangewezen zijn op de bossen.

René Ngongo is campagneverantwoordelijke bij Greenpeace International.