In de aanloop naar de klimaattop in Parijs zie je geregeld stukken opduiken waarin de nucleaire sector alle registers opentrekt om ons – en zichzelf? – ervan te overtuigen dat kernenergie dé mirakeloplossing is voor het klimaat- en energievraagstuk. Over het uitgangspunt valt niet te discussiëren: een uitstap uit kernenergie én fossiele brandstoffen combineren om zo onze CO2-uitstoot en nucleaire risico’s te verminderen, is een formidabele uitdaging. Maar een duurzame oplossing van het energievraagstuk vereist een dringende afbouw van het nucleaire reactorpark, en niet een uitbreiding ervan.

Klimaatuitdaging schept kansen

De klimaattop in Kopenhagen in 2009 was in veel opzichten een mislukking, maar legde ook de absolute bovengrens voor de opwarming van de aarde vast: maximaal 2°C boven het pre-industriële gemiddelde – en liefst zo ver mogelijk daaronder. (Wetenschappers wijzen intussen op de gevolgen van 0,8°C opwarming die we nu al zien en pleiten steeds meer voor maximaal 1,5°C.)

Om deze doelstelling te behalen, moeten we onze economie en energiesector drastisch decarboniseren. Tegen 2050 moeten we de CO2-uitstoot globaal minstens halveren ten opzichte van 1990, wat voor de EU en geïndustrialiseerde landen een vermindering met 95% betekent. Maar de emissies blijven wereldwijd nog steeds stijgen. We staan dus voor een enorme uitdaging, die echter ook een hoop kansen met zich meebrengt. De omschakeling naar een koolstofarme economie zorgt in de EU alleen al voor 14,5 miljoen extra groene jobs (20 miljoen tegen 2020) en zowel milieu als volksgezondheid zullen wel varen bij een energiesysteem zonder vervuilende fossiele brandstoffen.

Geen toekomst voor energie van het verleden

Geen paniek, zo stelt de nucleaire sector, een mondiaal kernenergieprogramma van Bijbelse omvang [1] is onze redding. Maar kernenergie is net een deel van het probleem: haar dominante positie op de elektriciteitsmarkt blokkeert broodnodige investeringen in hernieuwbare energie. Kernenergie is duur, onveilig en ondemocratisch, en er is geen enkele indicatie dat de toekomst beterschap brengt. Integendeel, de acties van minister Marghem de laatste maanden bewijzen eens te meer de ongezonde invloed van nucleair exploitant Electrabel op onze politiek.

Bovendien lopen de enkele reactoren die momenteel in aanbouw zijn (zoals Flamanville 3 in Frankrijk en Olkiluoto 3 in Finland) enorme vertragingen op en kosten ze nu al een veelvoud van het oorspronkelijke budget. En dit terwijl hernieuwbare energie steeds goedkoper wordt. Geen wonder dat de nucleaire industrie wereldwijd in het slop zit – en een rol als klimaatridder als laatste redmiddel ziet.

Base load is dood

Die spectaculaire prijsdaling van hernieuwbare energie leidt tot een omwenteling in het energielandschap. In België maken wind- en zonne-energie een steeds groter deel van de elektriciteitsproductie uit (afgelopen juni was bijvoorbeeld een absolute recordmaand voor zonne-energie [2]) en bij onze oosterburen komen ze geregeld boven de 50% uit. Beide bronnen vormen dan ook in veel gevallen al de goedkoopste optie voor nieuwe capaciteit.

Een belangrijk gevolg hiervan is het loslaten van de dogmatische base load, de hoeveelheid elektriciteit die altijd geproduceerd wordt, ongeacht de weersomstandigheden of de vraag. Kernenergie is een typisch voorbeeld van inflexibele base load: kerncentrales willen liefst continu elektriciteit produceren, want een lagere productie betekent verlies. Ook grote kolen- en biomassacentrales zijn gecentraliseerde en inflexibele centrales die leiden tot overproductie bij een grotere hoeveelheid hernieuwbare energiebronnen.

In elk stroomnet met een groeiend aandeel aan hernieuwbare energie komt er een kantelpunt: geven we prioriteit aan flexibele, gedecentraliseerde productie door windmolens en zonnepanelen, of houden we krampachtig vast aan grote, verouderde centrales? Kerncentrales vervangen door bijvoorbeeld grote biomassacentrales brengt ons met andere woorden geen stap dichter bij een duurzame energietoekomst.

Naar een hernieuwbare energietoekomst

De theoretische impact van een ‘nucleaire renaissance’ op de CO2-uitstoot is daarenboven enorm beperkt. De emissies uit elektriciteitsproductie bedragen in België namelijk maar 20% van het totaal; de grootste uitstoters zijn industrie en transport. Zelfs bij een onrealistische uitbreiding van kernenergie, leveren maatregelen voor energie-efficiëntie bijna zeven keer meer op, zo berekende het Internationaal Energieagentschap (IEA).

Ook hernieuwbare energie speelt een belangrijkere rol dan kernenergie volgens het IEA, dat zich in het verleden nochtans vaak een voorstander van nucleair heeft getoond. Maar dan moeten we niet weer zeven jaar stilzitten zoals de vorige Belgische regeringen hebben gedaan. We moeten vandaag investeren in een schone energietoekomst: een flexibel systeem met hernieuwbare energie als basis.

Om dit mogelijk te maken moet ons hele energiesysteem op de schop. Behalve het verduurzamen van de elektriciteitsproductie [3], zijn er ook aanpassingen nodig aan het stroomnet en moeten we vraag en aanbod beter op elkaar afstemmen (demand-side management). Dan vervalt al snel de nood voor achterhaalde technologieën zoals kernenergie, die een schone energietoekomst enkel ondermijnen.

 

[1] Om tot een betekenisvolle vermindering van de CO2-uitstoot te leiden, zouden volgens het Massachusetts Institute of Technology 1.000-1.500 nieuwe kernreactoren nodig zijn. Ter vergelijking: momenteel zijn er wereldwijd 388 reactoren actief, waarvan het merendeel dringend op pensioen moet.

[2] Fotovoltaïsche zonne-energie dekte 7% van het totale Belgische verbruik van juni, en leverde hiermee een besparing van 49 miljoen euro op.

[3] Volgens het “Our Energy Future” scenario dat Greenpeace vorig jaar liet berekenen, kunnen we tegen 2050 voor 100% in onze elektriciteitsbehoeften voorzien met hernieuwbare energie. Lees hier de briefing.