Nieuwsartikel - 3 juni, 2010
De catastrofe als gevolg van de ontploffing op het boorplatform Deepwater Horizon van BP in de Golf van Mexico valt stilaan niet meer te overzien. Greenpeace blijft de evolutie en de gevolgen in de Golf van Mexico op de voet volgen.
Door de groeiende vraag naar steeds schaarsere olie gaan maatschappijen steeds verder om aan deze vraag te voldoen.
Sinds de ontploffing op 20 april stromen nog elke dag naar schatting 2 tot 3 miljoen liter olie in zee, met alle gevolgen van dien. Waarnemers spreken intussen van de grootste milieuramp ooit.
Het is overduidelijk dat oliemaatschappij BP schuld treft. Eerder kon je op onze site lezen dat ze lakse investeringen deed op het vlak van de veiligheid op het boorplatform. In Groot-Brittannië richt Greenpeace zijn pijlen trouwens ook op BP, omdat dit Britse bedrijf in Canada eveneens betrokken is bij erg vervuilende praktijken om olie uit teerzanden te ontginnen. Daar loopt momenteel een wedstrijd voor een nieuw en aangepast logo van BP.
Vraag overstijgt aanbod
Maar eigenlijk is deze nieuwe olieramp de verantwoordelijkheid van ons allemaal. Die olie die nu in de Golf van Mexico drijft, zou anders in onze benzinetank belanden of gebruikt worden voor de productie van talloze producten die we dagelijks consumeren. Door de groeiende vraag naar steeds schaarsere olie gaan maatschappijen steeds verder om aan deze vraag te voldoen. Zo worden dure boringen op de zeebodem almaar rendabeler, net als het enorm schadelijke en energie-intensieve proces om olie uit teerzanden te winnen. Rendabel omdat de vraag stilaan het aanbod overstijgt.