Net zoals bloeddiamanten worden gebruikt om oorlogen en geweld in Centraal Afrika te financieren, bestaat er ook conflicthout. De illegale houtkap in de regio is een belangrijke bron van inkomsten voor de verschillende rebellengroepen. Terwijl zij massamoorden en kidnappings plegen, bouwen wij huizen en meubels met exotisch hardhout dat illegaal zijn weg naar Europa vindt, helemaal tot in België.

Bloedige conflicten in Centraal Afrika komen soms een stuk dichterbij dan je weet. Global Witness maakte bekend dat zaaghout van het Libanese bedrijf SEFCA dat werd aangetroffen bij houthandelaar Byttebier uit Lier. De organisatie documenteerde hoe SEFCA betrokken is bij illegale houtkap in de Centraal-Afrikaanse Republiek en aanzienlijke financiële steun verleende aan de Seleka-rebellen via een lucratieve houthandel.

Van actieplan tot houtwet

Onder druk van milieuorganisaties als Greenpeace besliste de Europese Unie in 2003 om de handel in illegaal hout op haar grondgebied aan te pakken. Dat werd in een ambitieus actieplan gegoten dat de naam FLEGT kreeg, kort voor Forest Law Enforcement, Governance and Trade. Een tweede golf inspanningen van de EU mondde uit in de befaamde verordening van 2013, die de invoer van illegaal hout strafbaar maakt. Goed nieuws, dat zeker, ook al is het afdwingen van die wet is een ander paar mouwen.

Met FLEGT wil Europa niet enkel de illegale houthandel in de EU bestraffen. Het actieplan wil ook belangrijke houtproducerende landen bijstaan in hun strijd tegen de illegale kap. Met een aantal van deze landen zoals Indonesië, Kameroen, Congo-Brazzaville en de Centraal-Afrikaanse Republiek, sloot de EU een vrijwillige partnerschapsovereenkomst om illegale houtkap aan te pakken en meer verantwoord bosbeheer te promoten.

Bitter weinig aandacht

Conflicthout is één van de zeven prioriteiten in dat actieplan, maar meer dan vijftien jaar na datum stellen we vast dat de Europese Commissie en de lidstaten er bitter weinig aandacht aan hebben besteed. De gevolgen laten zich voelen in de Centraal-Afrikaanse Republiek.

Europa is de belangrijkste afzetmarkt voor hout uit die regio. Maar de houtindustrie en de overheid worden er gekenmerkt door grootschalige corruptie in een straatarm, door oorlog geteisterd land. Gevolg: de overheid kan de houthandel onmogelijk controleren. In 2013 vond er een bloedige staatsgreep plaats. Bij de daaropvolgende gevechten werden 5.000 mensen vermoord en sloegen een miljoen mensen op de vlucht.

Een jaar later waarschuwde de VN-Veiligheidsraad in een rapport dat de houtindustrie via mechanismen van corruptie en afpersing door rebellen verschillende strijdende partijen financierde die betrokken zijn bij de gewapende conflicten. Ellende alom.

Massamoord, kidnapping, kindsoldaten en verkrachting

De Britse organisatie Global Witness publiceerde een gedetailleerde studie die aantoont hoe grote houtkapbedrijven uit Libanon (SEFCA), China (Vicwood) en Frankrijk (IFB) de voorbije jaren een nefaste rol speelden door deals op te zetten die erg lucratief uitdraaiden voor de Centraal-Afrikaanse rebellen. Het gaat om rebellen die verantwoordelijk zijn voor massamoorden, kidnappings, verkrachtingen en het rekruteren van kindsoldaten. Volgens Global Witness betaalden de houtbedrijven in 2013 voor meer dan 3,4 miljoen euro aan rebellen.

Global Witness wijst erop dat de Europese Unie altijd gezwegen heeft over de rol die de houthandel tijdens het conflict heeft gespeeld. Nochtans ging de Unie een engagement aan om illegale kap in het Centraal-Afrikaanse land aan te pakken. Invoer van Centraal-Afrikaans hout naar Europa door bedrijven zoals SEFCA lijkt ons een duidelijke inbreuk op de Europese houtverordening. Europese houtimporteurs kunnen in dergelijke omstandigheden onmogelijk genoeg bewijs verzamelen dat dat hout op wettelijke wijze gekapt is.

Van conflictdiamanten naar conflicthout

Net zoals conflictdiamanten in landen als Angola, Liberia en Sierra Leone een cruciale rol spelen in de financiering van extreem gewelddadige conflicten, kunnen we spreken van conflicthout in Centraal Afrika.

Samen met Global Witness ijvert Greenpeace al meer jaren voor een internationaal verbod op hout uit conflictgebieden. In 2001 en 2002 voerde Greenpeace in Europa vele acties om te protesteren tegen de invoer van Liberiaans hout door Europese handelaren. En hoewel het overduidelijk aangetoond was dat inkomsten uit de houthandel de oorlog financierden, treuzelde de VN-veiligheidsraad nog een hele tijd vooraleer ze de handel in conflicthout uit Liberia verbood. De strijd is dus nog lang niet gestreden.

Hout waar geen bloed aan kleeft

Liberia leert ons dat we niet kunnen rekenen op de morele principes van de houthandel. De studie van Global Witness maakt duidelijk dat houthandelaren uit Frankrijk en Duitsland de voorbije jaren grote hoeveelheden conflicthout op de Europese markt hebben gebracht. Een deel van dat hout komt dus ook in België terecht.

In mei 2014 namen de Belgische autoriteiten een lading diamanten uit de Centraal-Afrikaanse Republiek in beslag. Waarom gebeurt dat niet met alle ladingen hout die de voorbije jaren uit de Centraal-Afrikaanse Republiek werden ingevoerd?

Voor Greenpeace is het simpel. De import van zo’n hout is in strijd met de Europese houtwetgeving, gezien het in de huidige context onmogelijk is om aan te tonen dat dat hout legaal werd gekapt. Of is het teveel gevraagd van onze overheid om ervoor te zorgen dat er geen bloed kleeft aan ons hout?

Filip Verbelen

About the author

Filip Verbelen
Philippe Verbelen (1968) uit Gent werkt sinds 1992 voor Greenpeace en is al meer dan 15 jaar betrokken bij de campagnes voor de bescherming van de oerbossen in ondermeer Canada, Zuidoost-Azië en in Centraal Afrika. "Tijdens mijn vele verblijven in Indonesië en in het Congo-bekken documenteer ik hoe bosvernietiging vaak leidt tot grote sociale conflicten en het verdwijnen van zeldzame planten en dieren. In naam van “ontwikkeling” worden bossen platgebrand of omgehakt voor exportproducten zoals tropisch hardhout, palmolie en pulp en papier, maar de aangerichte ravage op sociaal en ecologisch vlak is vaak onherstelbaar. Met onze internationale campagnes zetten we regeringen en grote bedrijven onder druk om ontbossing te vermijden." --- Philippe Verbelen (né en 1968) est Gantois et travaille depuis 1992 pour Greenpeace. Depuis plus de 15 ans, il est impliqué dans les campagnes pour la protection des forêts anciennes au Canada, en Asie du Sud-Est et en Afrique centrale. "Mes séjours en Indonésie et dans le bassin du Congo m’ont permis de faire le lien entre destruction forestière et conflits sociaux d’une part et disparition de plantes et animaux rares d’autre part. Au nom du développement, des forêts entières disparaissent pour finir en produits d’exportation comme le bois dur tropical ou l’huile de palme. Les ravages causés aux niveaux social et écologique sont souvent irréversibles. Avec nos campagnes internationales, nous mettons sous pression les gouvernements et les grandes entreprises pour qu’ils évitent la déforestation."