Vandaag, 26 april 2015, ‘vieren’ we de 29ste verjaardag van de ergste nucleaire ramp in de geschiedenis – de catastrofe in Tsjernobyl. Spijtig genoeg is het nog steeds een race tegen de klok om te vermijden dat er nog meer radioactiviteit vrijkomt. Volgens een nieuw Greenpeacerapport over de inspanningen ter plaatse is een afdoende oplossing nog niet in zicht.

 

 

Een ramp zonder gelijke

 

Bijna drie decennia na de start van de Tsjernobyl-ramp herinnert de nucleaire erfenis er ons grimmig aan dat kernenergie nooit een veilige bron van energie kan zijn. Op 26 april 1986 werd de Tsjernobyl 4 reactor (in Oekraïne) vernietigd door twee ontploffingen. Het grafiet in de kern brandde gedurende tien dagen. De vrijgekomen radioactiviteit besmette een uitsluitingszone van 2600 km² - met daarin 76 steden, gemeenten en dorpen. Door de kracht van de ontploffing, brand en kernsmelting werd de radioactiviteit tot op grote hoogte uitgestoten. De radioactieve wolk werd duizenden kilometers meegevoerd en besmette grote delen van Europa. In totaal werd minstens 1.300.000 km² in min of meerdere mate besmet met radioactief cesium (137Cs) – een gebied ongeveer twee keer zo groot als Frankrijk. Door de 30-jarige halveringstijd van 137Cs zal deze besmetting nog generaties aanwezig blijven.

 

Honderdduizenden inwoners en opruimingswerkers werden blootgesteld aan hoge stralingswaarden – minstens 300.000 van deze arbeiders liepen stralingsdoses op die 500 maal hoger liggen dan de limiet voor een volledig jaar. 29 jaar later ondervinden ze nog steeds de gevolgen van de ramp; stevig onderbouwde wetenschappelijke studies schatten het aantal kankers en overlijdens op vele tienduizenden.

 

Instabiel reactorgebouw

 

De betrouwbaarheid van de gebouwen op de site is één van de redenen voor de groeiende onrust. De ontploffing in 1986 heeft enorme schade aangericht en door de hoge radioactiviteit moesten de werkzaamheden aan het beschadigde gebouw stilgelegd worden. Veroudering en corrosie hebben geleid tot een verdere verslechtering van de structuren. Sommige scheuren worden zelfs nu pas ontdekt door de ontoegankelijkheid van de site.

 

Een instorting van de betonnen sarcofaag die over de gesmolten reactor werd geplaatst, kan niet uitgesloten worden. Het radioactief materiaal dat op die manier in de omgeving zou terecht komen, kan grote problemen veroorzaken.

 

Er bevindt zich momenteel meer dan anderhalf miljoen ton radioactief stof in de ruïnes van de reactor. Indien de sarcofaag zou instorten, zou een groot deel hiervan vrijkomen en leiden tot een hernieuwde bestraling in een straal van 50 km. Zelfs zonder instorting kan de bijna 2000 ton ontvlambaar materiaal een brand veroorzaken en zo grote hoeveelheden radioactieve deeltjes verspreiden.

 

 

Geen definitieve oplossing

 

Om dit risico in te perken werd in 1997 het Shelter Implementation Plan goedgekeurd. De hoeksteen van dit voorstel voor de middellange termijn is de New Safety Confinement (NSC), een massieve, zelfdragende, stalen hal: 257 meter breed, 165 meter lang en 110 meter hoog. Door de hoge stralingsniveaus kan de structuur niet ter plaatse geassembleerd worden, maar worden er naast het reactorgebouw twee delen gebouwd. Deze zullen later samengevoegd worden en door middel van een hydraulisch systeem over de reactor geschoven – een proces dat drie dagen zal duren. Eenmaal voltooid zal het de grootste verplaatsbare structuur ter wereld zijn.

 

De totale kost van het Shelter Implementation Plan (SIP) wordt geraamd op 2,15 miljard euro. Door de vertragingen en steeds stijgende kosten loopt het tekort al in de honderden miljoenen euro’s. In de loop van deze week – op een internationale conferentie over de blijvende dreiging van Tsjernobyl, georganiseerd door de Duitse overheid – zullen de donorlanden zich over deze enorme financiële put moeten buigen.

 

De nieuwe koepel moet voorkomen dat er nog meer water in de reactor lekt en besmet wordt – zoals nu gebeurt bij de huidige, verslechterende sarcofaag – en vermijden dat er radioactief materiaal ontsnapt in het geval van een volledige instorting van deze sarcofaag. Niet alleen zijn deze doelen zeer beperkt, het plan is slechts berekend op 100 jaar.

 

“Een grote tekortkoming van het SIP is dat het bergen van de nucleaire brandstof geen deel uitmaakt van het project, terwijl de grootste dreiging voor mens en milieu net uitgaat van dit hoogradioactieve materiaal”, besluit de auteur van het nieuwe Greenpeacerapport.

 

“Hoewel de beschermende koepel ontworpen is om een berging van de brandstof op een later tijdstip mogelijk te maken, worden de financiële middelen hiervoor niet voorzien door het SIP. De dreiging die ook op langere termijn uitgaat van de vernietigde reactor wordt dus niet vermeden door de huidige ingrepen. We moeten helaas stellen dat, 29 jaar na de ergste nucleaire ramp die deze wereld al meegemaakt heeft, de beschadigde reactor nog steeds een gevaar is.”

 

 Een les voor de toekomst

Net als bij de meer recente nucleaire ramp in Fukushima Daichii, is er nog geen zicht op een oplossing. Ondanks de verdere inkrimping van de kernenergiesector wereldwijd, blijven honderden verouderende reactoren in gebruik en worden er nieuwe centrales gebouwd, waardoor het nucleaire risico aanzienlijk toeneemt. Het is bijna onvermijdelijk dat, wanneer de volgende ramp zich voordoet, er nog steeds gezocht zal worden naar een definitieve oplossing voor het beheer van de Tsjernobyl en Fukushima Daichii sites.

De les die Tsjernobyl, Fukushima en honderden kleine nucleaire ongevallen ons leren, is het inherente risico van nucleaire technologie: een onverwachte combinatie van menselijk falen, technische fouten en natuurgeweld kan zich op elk moment manifesteren en leiden tot een groot reactorongeval en grootschalige uitstoot van radioactiviteit. Nucleaire veiligheid is per definitie een illusie. De enige manier om een volgend Tsjernobyl of Fukushima te vermijden, is een kernuitstap.