Geen rook zonder bosbrand in Indonesië

Nieuwsartikel - 24 juli, 2013
Palmolie een alomtegenwoordig ingrediënt van onze voeding en van cosmetica, maar de grootschalige productie ervan weegt zwaar op het milieu. Dat blijkt opnieuw uit de bosbranden van de laatste weken in Indonesië, één van de grootste producenten van palmolie.

Greenpeace herinnert eraan dat de ontbossing en de drainage van veengebieden geen nieuw fenomeen zijn. Palmoliebedrijven moeten de wet naleven en mogen niet langer ontbossen voor oliepalmplantages.

Onweerlegbaar verband

In juni sloegen we alarm. Onze analyse van dgegevens van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie Nasa wees namelijk op een verband tussen de branden op het Indonesische eiland Sumatra, en de extra vervuiling waar ze in Maleisië en Singapore mee te kampen krijgen. Bovendien werden de brandhaarden gelinkt aan de oliepalmplantages in Indonesische provincies zoals Riau. Het is tijd om de aandacht te vestigen op de menselijke impact van dit steeds terugkerende drama in de zomer.

Geruïneerde gezinnen

Greenpeace zet zich al jaren in om de ontbossing in Indonesië tegen te gaan. De milieuorganisatie ging op het terrein luisteren naar de benadeelde bevolkingsgroepen om vervolgens hun belangen te verdedigen op politiek niveau. Een van de meest aangrijpende ontmoetingen was met een jonge landbouwer.

“Ik ben alles kwijt”, aldus Laskar Harianja. “Er brak brand uit op 30 meter van mijn ananasplanten en hij woekerde heel snel. Ik had geen andere keuze dan mijn spullen te pakken en de boerderij te verlaten. Ik ben alleen met mijn kinderen en heb geen andere bron van inkomsten. Dat allemaal door een illegale bosbrand. Ik zal zelfs niet de kans krijgen om de vruchten van mijn werk te plukken dit seizoen, terwijl ik een aanzienlijke investering heb gedaan om de zaden te kopen.”

Bij zijn analyse van de Nasa-gegevens in juni wees Greenpeace  op een verband tussen de honderden brandhaarden en palmolieconcessies, in handen van Indonesische of Maleisische bedrijven. Beide landen zijn wereldleiders in de oliepalmenteelt.

Wat de rook verhult

Nog een probleem: de helft van de branden die Greenpeace vaststelde, brak uit in gebieden die beschermd hadden moeten zijn door het moratorium. Deze bosbeschermingsmaatregel werd onlangs op het nippertje gered maar heeft zijn zwakke plekken. Lees er meer over in de blog van onze campaigner An Lambrechts

 

De veenrijke grond in een provincie zoals Riau bevat bovendien heel wat broeikasgassen. Bij bosbranden komen dus enorme hoeveelheden koolstof en methaan vrij in de atmosfeer. Indonesië is daardoor niet alleen een van de landen met de grootste oppervlakte aan tropische bossen, het is ook één van de grootste uitstoters van broeikasgassen ter wereld.

Ramp voor biodiversiteit




Een van de oplossingen die Greenpeace vorige week naar voren schoof op een regionale top in Kuala Lumpur (Maleisië), is de versterking van het huidige moratorium in Indonesië. Daarnaast is er een grote inspanning nodig van de palmoliebedrijven. Ze moeten de wet naleven en een beleid invoeren dat gericht is op palmolieproductie zonder ontbossing. Brandcultuur is een goedkope techniek van grondbewerking, maar tegen welke prijs?

Bovendien mag men niet vergeten dat het omzetten van tropisch regenwoud in uitgestrekte oliepalmplantages  een echte ramp is voor de biodiversiteit. De bossen op Sumatra bijvoorbeeld zijn de natuurlijke habitat van een inheemse tijgersoort. Maar er blijven naar schatting nog maar 400 Sumatraanse tijgers over.

Onderwerpen