Ontbossing voor palmolie voedt ook handel in illegaal hout

Schrijf een reactie
Nieuwsartikel - 18 oktober, 2013
De toenemende vraag naar vlees, soja, papier en palmolie op de wereldmarkt is vandaag de belangrijkste motor achter ontbossing, dat wisten we al. Maar die felle expansie van de landbouwindustrie geeft blijkbaar ook een nieuwe impuls aan de handel in illegaal hout. Wat kunnen we in Europa doen aan dit probleem? Onze bossencampaigner Philippe Verbelen geeft een stand van zaken.

Recente studies over de oorzaken van ontbossing wijzen op de snelle expansie van de commerciële landbouw. Een kleine groep exportproducten speelt daarbij een hoofdrol: In Latijns-Amerika gaat het vooral om de grootschalige productie van vlees en soja; in Zuidoost-Azië is het vooral de productie van pulp en papier en palmolie die de ontbossing aandrijven.

Aan de basis van die bosvernietiging ligt de snel groeiende vraag naar deze producten op de internationale markt. Brazilië voert het grootste deel van zijn sojaproductie uit. Maleisië en Indonesië zijn samen goed voor meer dan 80 procent van de wereldproductie van palmolie en exporteren hiervan meer dan 80 procent. Een recente studie toont aan dat Europa wereldwijd veruit de grootse consument is van goederen die ontbossing stimuleren. Europa’s “voetafdruk” op vlak van ontbossing was het voorbije decennia dubbel zo groot als die van China en Japan samen!

Illegaal hout

De laatste jaren wordt bovendien duidelijk dat die toenemende ontbossing voor commerciële landbouw ook zorgt voor grote verschuivingen op de internationale markt van tropisch hardhout. Houtkap gaat immers vaak vooraf aan landconversie, waarbij de opbrengst van de verkoop van het hout dient als kapitaal voor de ontwikkeling van landbouwprojecten. Een Britse studie die momenteel wordt voorbereid in opdracht van de organisatie Forest Trends raamt dat minstens de helft van alle tropisch hout dat wereldwijd verhandeld wordt afkomstig is van bossen die werden vernietigd voor de aanleg van plantages. De eerste resultaten van deze studie geven ook aan dat meer dan de helft van de omzetting van bossen naar plantages voor de landbouwindustrie illegaal gebeurt. Ook het hout dat uit deze conversie afkomstig is, moet dus als illegaal beschouwd worden.

In Brazilië bijvoorbeeld tonen analyses van recente satellietfoto’s aan dat veel van de ontbossing voor veeteelt en sojaplantages in strijd is met de vergunningen die aan die bedrijven werden uitgereikt. In Indonesië is het gros van de ontbossing vandaag te wijten aan de snelle expansie van de palmolie-industrie. Talrijke studies klagen aan hoe palmoliebedrijven in Indonesië de wetgeving omzeilen: bossen worden gekapt voor plantages zonder vergunningen; ontginning van sommige bossen die groeien op veengronden is verboden maar vindt toch vaak plaats; bossen worden bewust in brand gestoken door palmoliebedrijven die azen op het land enzovoort. Door de grote belangenvermenging tussen politiek en landbouwindustrie is er ook veel corruptie en worden illegale praktijken niet of nauwelijks bestraft.

Ook in Afrika

Nu Indonesië de verdere expansie van de palmolie-industrie steeds meer inperkt – op een moment dat de wereldwijde vraag verder stijgt - zien we de projecten voor nieuwe palmolieplantages ook in West- en Centraal-Afrika snel toenemen. En net als in Azië is ook in Afrika een aanzienlijk deel van de ontbossing voor de aanleg van deze plantages, illegaal. Enkele voorbeelden:

  • In Kameroen gaat het Amerikaanse bedrijf Herakles Farms door met de aanleg van een omstreden 70,000 hectare grote palmolieplantage in een gebied van hoge ecologische waarde. Hoewel het bedrijf niet over de vereiste vergunningen beschikt, startte het toch met het kappen van grote stukken regenwoud. Interne documenten van het bedrijf maken bovendien duidelijk dat het bedrijf hoopt op miljoenen dollars uit de verkoop van dit hardhout, hoewel het altijd beweerde niet in het tropisch hardhout geïnteresseerd te zijn en het hout aan de Kameroense overheid te zulllen overlaten.
  • In Liberia heeft de regering de voorbije jaren honderdduizenden hectare bos in concessies uitgereikt aan onder meer houtkapbedrijven en maatschappijen die palmolieplantages willen aanleggen. Een onafhankelijke audit over de toekenning van deze contracten concludeerde dat de uitreiking van veel van deze concessies niet volgens de wettelijke regels gebeurde. Hierdoor rijzen vragen over de legaliteit van het hout dat uit deze concessies afkomstig is.
  • In Congo-Brazzaville, verwierf een Maleisische groep de rechten op Atama plantations. Atama heeft in het land een concessie van 470.000 hectare pal in het tropische regenwoud; 180.000 hectare land zal worden gebruikt voor de aanleg van een palmolieplantage. Dit is wellicht het grootste palmolieproject van het Congobekken. Grootschalige kaalkap van het regenwoud startte in 2012 zonder de wettelijk vereiste milieueffectenrapporten. Inspecteurs van de overheid stelden reeds talrijke overtredingen op de boswetgeving vast. Indien dit project volledig wordt gerealiseerd, betekent dit een verdubbeling van de ontbossing in Congo-Brazzaville. Het project zal jarenlang meer hout opleveren dan al het hout dat afkomstig is uit de bestaande kapconcessies in het land.

 

Huidige beleidsinitiatieven volstaan niet

Aan de strijd tegen illegale ontbossing voor de landbouwindustrie wordt in de bestaande actieplannen tegen illegale houtkap nog te weinig aandacht besteed. In de Europese Unie is sinds maart van dit jaar een nieuwe wetgeving van kracht die de invoer van illegaal hout strafbaar maakt. De doeltreffendheid van deze Europese houtwetgeving moet echter nog blijken. Ondanks deze nieuwe wet kon Greenpeace dit jaar immers herhaaldelijk aantonen dat illegaal gekapt Congolees hout nog steeds straffeloos kan worden geïmporteerd in de Europese Unie. De EU-lidstaten zijn duidelijk nog niet in staat zijn om deze nieuwe wetgeving toe te passen. Het groeiende aandeel van illegaal hout afkomstig uit illegale ontbossing voor commerciële landbouwdoeleinden krijgt bovendien nog maar enkele jaren aandacht van beleidsvoerders. Dit was nog geen groot aandachtspunt in de periode dat de Europese houtwetgeving tot stand kwam.

Ook in de vrijwillige partnerschapsakkoorden die de EU sinds enkele jaren afsluit met een reeks van grote houtproducerende landen (zoals Kameroen, Congo-Brazzaville, Liberia en Indonesië) om het bosbeheer te verbeteren en de illegale kap te bestrijden, wordt te weinig rekening gehouden met de problematiek van de conversie van bossen voor industriële landbouw. In Indonesië bijvoorbeeld werd eerder deze maand het jongste vrijwillige partnerschapsakkoord met de Europese Unie ondertekend. Greenpeace verwelkomde dit akkoord omdat Indonesië hiermee blijk heeft van haar bereidheid om te vechten tegen corruptie en illegale praktijken. Maar tegelijk waarschuwde Greenpeace ook dat Indonesië een verbod moet afkondigen op de conversie van regenwouden voor de aanleg van commerciële plantages om de geloofwaardigheid van haar bosbeleid te versterken.

Legaal of niet?

Inmiddels groeit ook het besef dat het niet volstaat om enkel te vechten tegen de illegale vormen van ontbossing. Een te enge focus op ‘legaliteit’ kan zelfs leiden tot ongewenste resultaten: zo slagen tal van bedrijven erin om hun illegale praktijken te laten legaliseren door alsnog de vereiste vergunningen aan te vragen én te verkrijgen; in sommige landen zoals Kameroen en Brazilië denkt men er ook aan om de boswetgeving te versoepelen in plaats van te verstrengen. Ontbossingsprojecten die vandaag nog verboden zijn, kunnen hiermee in de toekomst als perfect wettelijk beschouwd worden.

Los van de discussies over de legaliteit, wordt er daarom reeds druk gezocht naar nieuwe beleidsinitiatieven om te bepalen dat producten als vlees, soja, papier en palmolie die op de internationale markt worden verhandeld niet meer afkomstig zullen zijn uit ontbossing. In de Europese Unie is men zich van die uitdaging  bewust en wordt nagedacht over een actieplan dat het probleem van de ontbossing door industriële landbouw moet aanpakken. Zo’n plan zal zowel aandacht moeten hebben voor de consumptie van deze producten in de EU als voor samenwerking met de producerende landen om het bosbeleid ginder te versterken. De noodzaak aan zo’n actieplan – een plan voor de “vraaggerichte vermindering van de ontbossing door commerciële landbouw” werd reeds erkend in Europa’s zevende milieuactieprogramma en moet de komende jaren gestalte krijgen.

Greenpeace blijft overheden én bedrijven onder druk zetten om maatregelen te nemen die er toe leiden dat de industriële landbouwsectoren een beleid aanvaarden waarbij hun activiteiten geen ontbossing meer veroorzaken.

Onderwerpen
Geen reacties Reageren

Schrijf een reactie 

Je moet aangemeld zijn om een reactie te publiceren.