In welke auto je rijdt, welke energieleverancier je hebt en welke appels je koopt: je kunt steeds vaker kiezen voor een milieuvriendelijke variant. Die groene lifestyle hoeft niet op te houden bij de dood. Voormalig GPM-hoofdredacteur Leon Varitimos wil ook na zijn overlijden het milieu zo min mogelijk belasten. Hij ging op onderzoek uit.

Mijn fascinatie met een groene uitvaart kwam eerlijk gezegd niet alleen voort uit bezorgdheid over de voetafdruk van mijn uitvaart. Wat me vooral tegen de borst stuit, is de traditionele manier waarop onze laatste tocht wordt vormgegeven. In zo’n gelakte kist in een gat verdwijnen, tussen protserige grafmonumenten, om een paar jaar later ‘geschud’ te worden: het leek me allemaal niets. Een beetje googelen wees uit dat er meer natuurlijke manieren bestaan, zoals natuurbegraafplaatsen en biologisch afbreekbare uitvaartkisten.

Vervoer is belastend
Dat je tegenwoordig kunt kiezen voor een duurzame(re) laatste rustplaats suggereert dat de gemiddelde uitvaart een aanslag is op het milieu. Maar klopt dat überhaupt? Er zijn slechts weinig wetenschappelijke studies naar de milieubelasting van begraven en cremeren en de resultaten zijn niet helemaal coherent. Een onderzoek van TU Delft uit 2005 licht de hele uitvaart van a tot z door en concludeert dat begraven en cremeren ongeveer even belastend zijn. Maar in een recenter onderzoek van TNO (2011) komt cremeren als milieuvriendelijker uit de bus. De reden: na een crematie kunnen metalen als gouden kiezen en kunstgewrichten teruggewonnen worden. Ze komen dus niet in de bodem terecht, zoals bij een begrafenis. De onderzoekers gaan er echter niet vanuit dat mensen na een crematie de urn alsnog laten bijzetten in een graf of muur. Dit beslag op de ruimte zorgt voor extra milieubelasting.

De belangrijkste conclusie uit het onderzoek van TU Delft: niet het ruimtebeslag (bij begraven) of de energie en de uitstoot (bij een crematie) belasten het milieu het zwaarst, maar alle auto’s waarmee mensen naar de uitvaart komen. Als je de gasten vraagt om met het openbaar vervoer te reizen, levert dat al een flinke besparing op. En in plaats van de rouwstoet van auto’s kan de kist samen met familie en vrienden in een uitvaartbus naar de begraafplaats worden vervoerd. Of in een koets. Of met een bakfiets.

Mand in plaats van kist
Dagmar Ritzen, eigenaar van Hemelse Manden, merkt dat de meeste mensen die kiezen voor een milieuvriendelijke uitvaart eigenlijk vooral zoeken naar een ‘natuurlijk’ en ‘minder afstandelijk’ ritueel. Net als ik dus. Ritzen: ‘Toen mijn moeder in 2006 overleed, kozen we voor een mand in plaats van een kist. Op het moment dat ik haar in die mand zag liggen, vond ik haar zo lieflijk. Een kist is kouder, hoor ik van veel mensen. Bij dit soort keuzes gaat het uiteindelijk vooral om het gevoel. Als je sec aan het milieu denkt, zou je iemand die chemokuren heeft gehad niet in de grond leggen, want ik heb eens gelezen dat dit niet goed zou zijn voor het milieu. Het gaat er uiteindelijk om dat je met een goed gevoel afscheid kunt nemen van iemand van wie je veel houdt.’

Wie niet begraven wil worden in een traditionele kist van spaanplaat met een fineerlaag en metalen grepen, kan kiezen uit een reeks alternatieven. De ‘hemelse manden’ van Dagmar zijn een voorbeeld van hoe het anders kan, met respect voor de natuur. Ze zijn vervaardigd van wilgentenen, snoeiafval dus, en aan de binnenkant bekleed met onbehandeld katoen. Maar er zijn ook kisten van karton, bamboe of FSC-gecertificeerd hout. Bovendien kun je er tegenwoordig ook voor kiezen om begraven te worden in een biologisch afbreekbare lijkwade. Wil je het helemaal milieubewust doen, kies dan voor een product dat lokaal is vervaardigd van materialen die eveneens uit de buurt komen.

Kist van Nederlands hout
Dat mensen duurzaamheid belangrijk vinden, zelfs als het om hun eigen dood gaat, is ook doorgedrongen tot de reguliere uitvaartbranche. Uitvaartondernemer en -verzekeraar Monuta kwam zo’n vijf jaar geleden in contact met Staatsbosbeheer, dat jaarlijks 250.000 tot 400.000 m3 hout oogst uit Nederlandse bossen. Ideaal voor duurzame uitvaartkisten dus. Monuta besloot deze FSC-gecertificeerde en lokaal geproduceerde kisten aan te bieden. Voor elke verkochte kist wordt een jonge boom aangeplant in een van de bossen van Staatsbosbeheer. ‘Dit aanbod hebben we later uitgebreid met andere duurzame ideeën’, zegt woordvoerder Stefan Mellink. ‘Verschillende onderzoeken die we lieten doen, tonen aan dat onze klanten het belangrijk vinden om de wereld een beetje beter achter te laten. En dat aantal neemt gestaag toe.’

Inmiddels geeft Monuta ook advies: hoe kun je een uitvaart zo duurzaam mogelijk maken? ‘Daarnaast proberen wij zelf ook duurzamer te werken. Onze crematoria voldoen qua uitstoot uiteraard aan alle milieuvereisten en bij een aantal wordt de restwarmte van crematies gebruikt voor het verwarmen van het gebouw. Bij nieuw te bouwen crematoria willen we het nóg beter doen. We streven ernaar om die qua energie geheel zelfvoorzienend te maken.’

Een natuurlijke rustplaats
Ik denk niet dat ik de enige ben die bij zijn laatste rustplaats denkt aan een prachtige heide of een woest bos. Het was dan ook een openbaring toen ik ontdekte dat het kan, begraven worden in de natuur – op natuurbegraaf-plaatsen in Limburg, Drenthe en Gelderland. De voorwaarden voor zo’n eeuwige rustplek in de natuur verschillen per begraafplaats, maar over het algemeen geldt: grafmonumenten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een kei of stuk hout. De graven worden niet geruimd, maar blijven voor altijd onderdeel van de natuur. Daarom gaat de voorkeur uit naar biologische materialen voor de kleding en de kist waarin de overledene wordt begraven. Anders dan in bijvoorbeeld Engeland, waar ‘natuurbegraven’ de afgelopen jaren een grote vlucht heeft genomen, zijn deze materialen niet verplicht op Nederlandse natuurbegraafplaatsen.

Op een prachtige zomerochtend loop ik over een bospad, met berken aan beide zijden, naar de ingang van natuurbegraafplaats Heidepol in Arnhem. Een merel zingt uit volle borst, alleen als je goed luistert hoor je auto’s razen. Bij een sfeervol ingericht ontvangstgebouw wacht mede-initiatiefnemer Wim van Rooijen. Hij zal me zo’n anderhalf uur lang rondleiden over een gebied van 17 hectare voormalig landbouwgebied en gemengd bos, dat sinds de zomer van vorig jaar in gebruik is als begraafplaats. ‘De bestemming als begraafplaats is slechts tijdelijk’, benadrukt Van Rooijen. ‘Over ongeveer dertig jaar zijn alle 7.000 plekken bezet en geven we het gebied helemaal terug aan de natuur. De gebouwen op het terrein worden dan afgebroken en de paadjes verdwijnen vanzelf.’

Net iets ouder dan ik
Tijdens onze wandeling, tussen bomen en velden vol zomerbloemen, moet ik goed kijken om de graven te ontwaren. Het markeren van een graf mag op Heidepol alleen met een ongelakte houten schijf, waarin de nabestaanden wel een naam en overlijdensdatum kunnen laten uithouwen. ‘Zo’n schijf verweert, raakt met mos begroeid en verdwijnt uiteindelijk helemaal’, vertelt Van Rooijen. We staan even stil bij het graf van een man die net iets ouder is geworden dan ik nu ben. Een half jaar geleden kwam hij hier te liggen; nu al is zijn graf begroeid door een bramenstruik en andere planten. De houten gedenkschijf is inmiddels gespleten, onder invloed van zon en regen. De gedachte dat na mijn dood elk spoor van mijn begraafplaats wordt uitgewist, is even wennen. Maar dat idee is mij liever dan zo’n gelakte kist op een reguliere begraafplaats. En het is alvast een fijn idee dat ik ook straks het milieu zo weinig mogelijk belast.