Nu de wereld afstevent op een ongekende klimaatcrisis, klinkt steeds vaker de roep om technologische ‘oplossingen’. Maar deze geo-engineering is een kostbaar excuus om gewoon CO₂ te blijven uitstoten en brengt de natuur juist in gevaar.
Wolken witter maken, de oceaan vol ijzer pompen, vulkaanuitbarstingen nabootsen of CO₂ uit de lucht plukken. Wetenschappers experimenteren steeds vaker met dit soort techno fixes van het klimaatprobleem, niet zelden op initiatief van overheden en bedrijven. Ze zijn soms absurd, vrijwel altijd kostbaar en onhaalbaar op de schaal die nodig is. ‘Erger nog, ze grijpen in op natuurlijke processen en systemen die daardoor onherstelbaar veranderd kunnen worden’, zegt senior wetenschapper David Santillo van de Science Unit van Greenpeace.
Geo-engineering is een soort knutselen met de natuur om het klimaat te beïnvloeden. Er zijn inmiddels wereldwijd honderden verschillende experimenten met uiteenlopende technieken, onder meer gefinancierd door bedrijven als ExxonMobil, United Airlines en Microsoft. Zoutdeeltjes worden in wolken gespoten om ze witter te maken, zodat ze meer zonnestralen terugkaatsen. Ook het ‘vulkaaneffect’ is populair: zwaveldeeltjes de lucht inschieten die een soort zonsverduistering veroorzaken, geïnspireerd door het koelend effect op de aarde van historische grote vulkaanuitbarstingen.
Niet effectief en kostbaar
En dan is er het plan om een enorme parasol de ruimte in te sturen die, vastgemaakt aan een asteroïde, zonnestraling tegenhoudt. Het zonnescherm zou zo groot als Argentinië moeten zijn en minstens 2,5 miljoen ton wegen – te zwaar om de ruimte in te lanceren. Lange tijd werd dit als absurd afgedaan, maar met de toenemende wanhoop over het onvermogen van besluitvormers om de CO₂-uitstoot te verminderen, heeft dit idee toch voet aan de grond gekregen. Ook Nederland doet een duit in het zakje. Zo wil een Delfts bedrijf in de winter water van onder het noordpoolijs oppompen, bovenop aanbrengen en laten bevriezen, om zo de ijslaag weer dikker te maken.
Ook met het oceaanleven wordt driftig geëxperimenteerd. Een van de bekendste is ocean fertilization: het toevoegen van ijzer aan de oceanen als een soort kunstmest dat de groei van CO₂-absorberend plankton bevordert. Als plankton sterft, daalt een deel van die CO₂ mee naar de zeebodem. Hóeveel is onzeker, maar toch probeerden diverse bedrijven dit al commercieel uit te buiten en koolstofkredieten te verkopen voor elke ton ijzer die ze in de oceaan storten.
De boodschap die deze voorstellen uitzenden is: ga rustig slapen, wij fixen dit probleem. Een fijne boodschap voor mensen die hun levensstijl niet willen aanpassen, politici die geen lastige maatregelen willen nemen en bedrijven die geen CO₂ willen reduceren. Maar het is onzin, zegt David Santillo: ‘Geen enkel menselijk ingrijpen, anders dan het snel en drastisch verminderen van CO₂-uitstoot, kan de klimaatcrisis bezweren.’ Sowieso is tot nu toe elke poging om technologie in te zetten voor serieuze CO₂-reductie mislukt, van de afvang en opslag van CO₂ bij ‘klimaatvriendelijke’ kolencentrales (te duur en omstreden) tot de teelt en verbranding van biomassa, waarvoor 25-80% van ál het in cultuur gebrachte land nodig blijkt.
Ook de hoeveelheden CO₂ die geoengineeringstechnieken kunnen besparen, zijn uiterst gering. Zo belooft een IJslands bedrijf dat zijn gigantische machine jaarlijks 36.000 ton CO₂ kan afvangen. Dat is slechts 1 miljoenste deel van de wereldwijde uitstoot. In de VS is een vergelijkbare centrale gebouwd, waarvan er wereldwijd drie pér kolencentrale nodig zijn om alle CO₂ af te vangen. Totale kosten: 15.000 miljard dollar.
Grote risico’s
Intussen begeven steeds meer cowboys zich op de geo-engineeringmarkt. Zoals de startup uit Silicon Valley die ballonnen met zwaveldioxide (á la vulkaanuitstoot) in de stratosfeer loslaat en daarmee cooling credits verkoopt. Voor slechts € 9,95 kun je 1 ton CO₂ per jaar besparen, beweert het bedrijfje; de klimaatcrisis gereduceerd tot verdienmodel. Ook Occidental Petroleum ziet wel brood in CO₂-uitstoot. De greenwashende oliegigant noemt zichzelf carbon manager, bouwt aan een megamachine die CO₂ uit de lucht moet halen en sloot daarvoor al een deal met het staatsoliebedrijf van de Verenigde Arabische Emiraten.
Zelfs wetenschappers die vinden dat we geo-engineering moeten doorzetten, erkennen dat het riskant is om (alleen) op deze experimentele technologie te vertrouwen. Als het effect toch tegenvalt of de opschaling wil niet lukken, zitten we als ratten in de val. Want dan is de CO₂-uitstoot inmiddels te hoog opgelopen en kunnen we niet meer terug. Een initiatief van wetenschappers voor een overeenkomst om technieken die de zonnestraling weerkaatsen (solar radiation modification, SRM) níet te gebruiken, is inmiddels getekend door ruim 500 collega’s. Zij vinden de risico’s onaanvaardbaar en eisen een verbod – ook omdat de techniek willekeurig kan worden ingezet, zonder enige afspraken of regelgeving en daarmee niet inclusief, eerlijk en effectief.
Greenpeace-wetenschappers in verzet
Dat is precies waarvoor Greenpeace zich al jarenlang sterk maakt. Onze Science Unit publiceerde al in 1999 een rapport over de risico’s van ocean fertilization, dat onder meer het mariene voedselweb kan veranderen. David Santillo zet zich sindsdien in mondiale overlegorganen zoals de London Convention in voor strenge regelgeving. ‘Laat me duidelijk zijn: Greenpeace is tégen dit geknutsel met de natuur, maar we zien dat dit zich ontwikkelt, dus we willen minimaal strikte onderzoeksregels.’ Met succes: ocean fertilization is nu alleen toegestaan voor zeer beperkte wetenschappelijke doelen.
Het grootste probleem is volgens David het uitgangspunt van al deze experimenten: ‘Ze veronderstellen dat we natuurlijke systemen zo kunnen manipuleren dat ze doen wat wij willen. Dat is een illusie. Juist wetenschappers moeten beseffen dat we nog heel veel níet weten. We kunnen onmogelijk de gevolgen overzien van geo-engineering en dus moet je dat vanuit wetenschappelijk oogpunt niet willen.’ Hij kreeg kortgeleden gelijk van onderzoekers van het KNMI en de TU Delft. Zij zagen dat stapelwolken al worden opgelost bij 15% zonsverduistering. Precies de zonsverduistering die de voorstanders van de ‘vulkaantechniek’ willen bereiken om zonlicht tegen te houden – terwijl stapelwolken juist zonlicht weerkaatsen!
De wetenschappers van Greenpeace beïnvloeden met hun gedegen analyses besluitvormers en blijven de discussie aangaan over de risico’s. ‘Een stille Greenpeace-campagne’, noemt David het lachend. Je hoort en ziet er weinig over, maar dit werk is uiterst belangrijk om de natuur te behoeden voor desastreus geknutsel.
Dit artikel is geschreven door Jacqueline Schuiling. Het verscheen in de herfst/winter-editie 2024 van Greenpeace Magazine.