Hoe je als bedrijf een VN-vergadering kunt kapen én groen licht krijgen voor de race naar de bodem

In een vorige episode stelden we je aan GSR voor, een Belgisch bedrijf en dochteronderneming van DEME, dat popelt om koers te zetten naar de bodem van de Stille Oceaan. We deden de milieu- en klimaatrisico’s van diepzeemijnbouw uit de doeken, nu de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) in Kingston onderhandelt over een mijnbouwcode die grootschalige exploitatie zou kunnen toestaan.

Toen we Belgische ministeries vroegen naar de correspondentie tussen hen en GSR, hadden we geen benul van de goudader die we aanboorden… We stootten op een indrukwekkende reeks lobbytechnieken van GSR. Samen vormen ze het abc van tactieken die bedrijven kunnen gebruiken om een internationale top te kapen en zelf mee te schrijven aan de wetgeving die bedoeld is om hen te reguleren.

Blader je mee in het lobbydraaiboek van GSR?

Kies de muziek waarop je wilt dansen 

Bij GSR doen ze meer dan alleen lobbyen. Ze leiden het feest, en kiezen de muziek om op te dansen. Anders gezegd: het bedrijf plant ideeën en wil de positie van België sturen tijdens internationale onderhandelingen, lang voordat de regering haar eigen standpunten heeft geformuleerd. Dat is natuurlijk heel wat anders dan reageren op het beleid.

Een treffend voorbeeld van GSR’s ambitie om de agenda te bepalen, lezen we in een voorstel dat het diepzeemijnbouwbedrijf in augustus 2023 naar het ministerie van Buitenlandse Zaken stuurde. Daarin stelt GSR voor om een “superfacilitator” aan te stellen bij de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om de afronding van de mijnbouwcode te versnellen. (1)

Het bedrijf pitcht niet alleen dat idee, maar probeert ook het officiële standpunt van België te kneden door te beweren dat de Belgische regering de frustratie van GSR over het trage tempo van de onderhandelingen deelt. Blijkbaar zet GSR België onder druk om ook ongeduldig te lijken over de gang van zaken, een houding die handig aansluit bij de eigen belangen van het bedrijf. Hoewel het ministerie reageert dat het het idee intern zal overwegen, is de oorsprong van het superfacilitator-voorstel veelzeggend: het komt niet voort uit een initiatief van de regering, maar van het bedrijf dat er het meeste baat bij heeft. (2)

Dit soort voortvarende bedrijfslobby blijft niet beperkt tot de ISA. In een ander onthullend incident stuurt DEME een e-mail naar de Belgische regering over een ontwerpresolutie op de Milieuvergadering van de Verenigde Naties (UNEA). Daarin benadrukt DEME dat het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) niet bevoegd is om diepzeemijnbouw aan te pakken en waarschuwt het bedrijf dat de betrokkenheid van UNEP het internationale debat zou “versnipperen”. In de uiteindelijke resolutie werd geen enkele verwijzing naar mijnbouw opgenomen, net zoals DEME had gevraagd. Maar de precieze rol van België blijft onduidelijk omdat de onderhandelingen achter gesloten deuren plaatsvonden.

En het kan nog doortastender: in een e-mail van januari 2024 suggereert DEME dat België zijn komende EU-voorzitterschap moet gebruiken om een anti-China, pro-Europese mijnbouwstrategie te promoten. Het bedrijf stelt specifieke vergaderingen en beleidsroutes voor, beweert deze ideeën al besproken te hebben met leden van het Europees Parlement en oefent druk uit door te stellen dat “België zoveel meer zou kunnen doen”. (3) Dit is opnieuw een frappant voorbeeld van een bedrijf dat tegen een soevereine staat zegt: steek eens een tandje bij en volg ons voorbeeld.

Wil je het eens zijn met de regels? Schrijf ze zelf 

GSR zorgt er ook voor dat niets het bedrijf kan tegenhouden wanneer het eenmaal is begonnen met de grootschalige ontginning van de zeebodem. Als het gaat om internationale regelgeving over diepzeemijnbouw, wil GSR niet gewoon het spel meespelen maar het hele regelboek herschrijven. In zijn mailverkeer met de Belgische regering ondermijnt het bedrijf herhaaldelijk milieunormen en zwakt het voorstellen voor regelgeving af. Meer dan eens lobbyt het bij de Belgische regering om de internationale regels voor diepzeemijnbouw te herzien.

Zo vraagt GSR om vitale bescherming uit de mijnbouwcode te schrappen. Ze verzetten zich tegen collegiaal getoetste milieueffectenrapportages, willen dat bindende voorschriften niet-bindende richtlijnen worden en lobbyen zelfs bij de Belgische delegatie om woorden als “schade aan het mariene milieu” en “herstel” uit de wettekst te verwijderen. (4) Hun houding lijkt te suggereren dat milieuschade een gegeven is en dat het beschermen van ecosystemen eerder als een suggestie dan als een bindende regel moet worden gezien.

Wanneer DEME’s dochteronderneming wordt geconfronteerd met voorstellen om bedrijven te laten betalen voor de milieuschade die ze veroorzaken, een principe dat “internaliseren van externe effecten” wordt genoemd, slaan ze hard terug. Hun uitleg? Diepzee-ecosystemen zijn te weinig bestudeerd om er een financiële waarde aan toe te kennen. Voor wetenschappers is dit een reden om de pauzeknop in te drukken; voor GSR lijkt het een reden om niet te hoeven betalen. (5)

Wees een partycrasher

GSR trekt niet alleen in België aan touwtjes, maar is ook actief aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, in Jamaica, op het hoofdkwartier van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA). Normaal wacht je op je beurt als je niet aan tafel mag zitten. GSR verkiest een andere aanpak: neem je eigen stoel mee en ga zitten, het liefst vlak naast de besluitvormers. 

Bij de ISA-onderhandelingen hebben bedrijven als GSR namelijk geen status als deelnemer. Ze zijn geen staten en ook geen waarnemers zoals ngo’s en intergouvernementele organisaties. Toch nemen ze jaar na jaar veel ruimte in in de wandelgangen van de ISA. In 2019 sprak niemand minder dan de vorige ceo van DEME, Alain Bernard, namens België in de ISA-raad. Hij maakte daarbij heel duidelijk dat hij de belangen van bedrijven verdedigde, niet die van de overheid.

GSR gebruikte ook al de fameuze draaideur om zijn aanwezigheid in Kingston te versterken. In 2018 haalde het bedrijf Johan Vande Lanotte binnen – ooit minister van de Noordzee, die in 2013 de sponsordocumenten van GSR ondertekende, ditmaal als adviseur van GSR. Het bedrijf herhaalde de stap in 2019. (6) Maar na de ophef die dat veroorzaakte, werd GSR iets voorzichtiger. In 2020 vervoegde Vande Lanotte de Belgische delegatie als professor in plaats van als GSR-adviseur. Of deze verandering van insigne echt effect had op de agenda van de ex-minister weten we niet, maar opmerkelijk is het wel. 

Zelfs als GSR niet officieel deel uitmaakt van de Belgische delegatie, vinden ze manieren om zich in het proces te mengen. Ze hebben ministeries gemaild om toegang te eisen tot informele milieuwerkgroepen (“Straf dat we hier niet bij betrokken zijn”), ze hebben aangedrongen om intersessionele dialogen bij te wonen als “aangewezen experts” , en ze hebben België zelfs zover gekregen om te proberen de ISA-regels te veranderen zodat aannemers de status van waarnemer kunnen krijgen- iets waardoor ze rechtstreeks zouden kunnen spreken tijdens onderhandelingen.(7)

Bij elke poging is GSR vastbesloten om niet alleen de regels te beïnvloeden, maar ook om fysiek aanwezig te zijn in de kamer waar ze geschreven worden. GSR laat zien dat het precies weet hoe het systeem werkt – of het nu door de gangen van de ISA navigeert of gunsten van politieke bondgenoten inroept. Maar hun inspanningen beperken zich niet tot de politieke arena. Om hun greep nog verder te verstevigen heeft GSR zijn zinnen gezet op de wetenschappelijke wereld.

Breng je pionnen in positie

Er zijn veel stemmen met verschillende achtergronden die pleiten voor een moratorium op diepzeemijnbouw. Onder hen: wetenschappers die tot voorzichtigheid aanmanen. Zij houden vol dat er nog zoveel in deze onontgonnen diepe wateren is dat we gewoon niet weten. De zeebodem afschrapen en ontdoen van leven zou roekeloos zijn, waarschuwen zij. 

Deze stemmen bederven het feest voor de bedrijven die op groen licht zitten te wachten. Voor GSR lijkt de opdracht dus duidelijk: vind wetenschappers. Ondersteun ze financieel. Help ze een handje. Neem ze mee op je schepen in de Stille Oceaan om hun onderzoek te vergemakkelijken en laat hen jouw grote machines zien. (8) In ruil krijg je publicaties over diepzeemijnbouw, bepaal je de onderzoeksvragen, en krijg je een heldere lijst van alle conferenties, academische outputs, en zelf tweets die over jouw gekozen topic gaan.  En waarom niet, zet ze in het middelpunt van belangrijke debatten in het hart van het internationale machtscentrum.

Een van de meest flagrante voorbeelden dateert van eind 2024, wanneer het Belgische ministerie van Volksgezondheid (dienst Marien Milieu) helpt bij de benoeming van een wetenschapper met banden met GSR in de Wetenschappelijke Adviesraad van de Verenigde Naties over diepzeemijnbouw: een panel dat onafhankelijk advies zou moeten geven aan de secretaris-generaal van de VN. Tijdens een virtuele vergadering op 8 november 2024 bracht GSR het ministerie op de hoogte van zijn bezorgdheid over het vermeende onevenwicht in de raad, waarbij GSR beweerde dat er een “oververtegenwoordiging van ngo-gezinde wetenschappers” zou zijn. In reactie hierop nam een ambtenaar van het ministerie contact op met een wetenschapper op de lijst om deze beweringen te verifiëren en deze bezorgdheid te delen. Die wetenschapper stelde later voor om de groep uit te breiden met meer verschillende perspectieven. Dit zou kunnen worden opgevat als het toevoegen van meer aan de industrie gelieerde wetenschappers aan het bestuur. 

Een paar dagen later kreeg het ministerie bericht dat de groep inderdaad was uitgebreid. De e-mails die tussen GSR en het ministerie werden uitgewisseld na de benoeming van de kandidaat die de voorkeur van GSR had, roepen ernstige vragen op. Gaande van het feestelijke “Tadaaa… bedankt!” van GSR tot het luchtige “Proficiat met je benoeming ;-)” van het ministerie. Hoewel het ministerie volhoudt dat het geen formele of informele stappen heeft ondernomen om de selectie te beïnvloeden, illustreert de episode hoe bedrijfsactoren informele kanalen kunnen gebruiken om de samenstelling van zogenaamd onafhankelijke wetenschappelijke organen vorm te geven.

Het gelobby van GSR voor nominaties heeft niet altijd succes. In september 2023 richtte de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) een intersessionele expertengroep op voor het ontwikkelen van bindende milieudrempelwaarden. De autoriteit nodigde belanghebbenden uit om nominaties in te dienen. GSR nomineerde drie kandidaten bij de secretaris-generaal van ISA, waaronder zijn eigen duurzaamheidsdirecteur en een MIT-hoogleraar, een oude bondgenoot van GSR met de status van waarnemer bij de ISA. (9) GSR nam vervolgens per e-mail contact op met de Belgische ministeries om overheidssteun te vragen voor zijn kandidaten. Het ministerie wees erop dat het verzoek erg laat kwam, dat het zijn eigen kandidaat had, maar dat het zou kunnen overwegen om de kandidaten van GSR te steunen zolang dit de positie van de Belgische kandidaat niet verzwakte. Uiteindelijk verwierp het ministerie het verzoek van GSR omdat de voorgestelde experts niet de Belgische nationaliteit hadden. Dit is een positief voorbeeld van een ministerie dat zich verzet tegen ongepaste beïnvloeding.

Perfectioneer de kunst van ‘love bombing’

Wie deelt nu eigenlijk de lakens uit? In een gelegenheid om commentaar te geven, stelt GSR dat het “het belangrijk vindt om erop te wijzen dat GSR ook een Belgische/EU/ISA stakeholder is en dat veel van onze interventies gemaakt zijn in de context van consultaties die zoeken naar input van meerdere stakeholders, waaraan Greenpeace en andere ngo’s ook deelnemen”. 

Deze verklaring roept verschillende vragen op. Ten eerste komt de overgrote meerderheid van de genoemde lobbyactiviteiten niet voort uit een uitnodiging van de ministeries aan GSR, maar eerder uit proactieve initiatieven van GSR om overheidsinstanties te beïnvloeden. Echt verrassend is dat misschien niet, aangezien zulke acties gebruikelijk zijn bij bedrijven die hun bedrijfsmodel willen beschermen. Maar het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de verschillende stakeholders: volgens GSR zouden alle belanghebbenden dezelfde kans moeten hebben om hun mening te geven over de kwestie van diepzeemijnbouw. GSR is echter de enige met een direct financieel belang in deze kwestie, wat zijn perspectief onvermijdelijk scheef trekt en een duidelijke belangenverstrengeling aan het licht brengt. 

Bovendien is het net deze speler, met directe belangen in de uitkomst, die een niet-aflatende toegang heeft tot de Belgische autoriteiten. Vergeet niet dat we 929 e-mailuitwisselingen hebben geteld, ofwel om en bij de 5000 pagina’s aan documenten en correspondentie, met een gemiddelde van bijna 5 e-mails per week. Ten slotte verschilt de aard van de relatie tussen GSR en de ministeries fundamenteel van die met andere stakeholders. Een sleutelbegrip helpt deze hiërarchie te verklaren: “effectieve controle”. GSR lijkt de ministeries te behandelen alsof ze er zijn om GSR te dienen, in plaats van op te treden als de toezichthouders die ze volgens internationale bepalingen zouden moeten zijn. In wezen lijken ze de geest van “effectieve controle” onder UNCLOS (deel XI en bijlage III) te ondermijnen – een principe dat bedoeld is om ervoor te zorgen dat een staat die sponsort echt zeggenschap heeft over het bedrijf waar het toezicht op houdt.

Het sponsorland – België in dit geval – staat borg voor alle activiteiten van het bedrijf en zorgt ervoor dat het bedrijf al zijn internationale verplichtingen nakomt (UNCLOS, Bijlage III, Art. 4(4)). Er is hier sprake van een due diligence-plicht: de staat die sponsort moet het bedrijf dat het steunt nauwlettend in de gaten houden. Het is immers in hun eigen belang: zij zijn degenen die de rekening betalen als het gesponsorde bedrijf schade veroorzaakt (UNCLOS, art. 139). Dit is geen geval van sponsoring uit gemakzucht. Tenminste, niet in theorie.

Wat we opmaken uit de uitwisselingen tussen GSR en de Belgische ministeries is een dynamiek waarbij GSR het stuur in handen probeert te houden. In een gelegenheid om commentaar te geven, hamert het ministerie van Buitenlandse Zaken consequent op hun onafhankelijkheid en op het feit dat ze zich niet laten beïnvloeden door de lobbyactiviteiten van GSR. Ze zeggen: “Uiteraard staat het GSR vrij om voorstellen te doen die zij wenst, afhankelijk van haar visie op de kwestie. Dit betekent niet dat deze suggesties door de FOD Buitenlandse Zaken worden overgenomen of verwerkt.” (10) Het ministerie van Volksgezondheid reageert op dezelfde manier en benadrukt dat hun “samenwerking met GSR constructief is, ook al hebben ze niet altijd hetzelfde standpunt”, waarbij ze preciseren dat er voorbeelden zijn waarbij beide partijen het oneens waren. (11) We beweren inderdaad niet dat de ministeries hun standpunten uitsluitend vormen op basis van de input van GSR. Wel stellen we vast dat GSR (te) veel ruimte inneemt binnen de ministeries die verantwoordelijk zijn voor het Belgische standpunt over diepzeemijnbouw.  

Wat voor buitenstaanders volslagen verbijsterend lijkt, is op een bepaalde manier normaal geworden voor de mensen aan de binnenkant. Herhaal een absurde situatie vaak genoeg, of blijf er lang genoeg rond hangen, en je zult merken dat je normbesef stilletjes verschuift. Het typeert de relatie tussen GSR en zijn toezichthoudende ministeries. GSR lijkt de kunst van ‘love bombing’ te hebben geperfectioneerd: ministeries bestoken met duizenden e-mails, voortdurend in contact staan, lof betuigen en een overweldigende stroom van schijnbaar “nuttige” informatie hun richting uit sturen, die bedoeld lijkt om verbondenheid te kweken, objectiviteit te doen vervagen en alternatieve gezichtspunten te overstemmen. 

Telkens als er in de media een verhaal verschijnt over kritieke mineralen of diepzeemijnbouw, drukt een lobbyist van GSR snel op “verzenden”. Of het nu gaat om The Times die vraagtekens zet bij het standpunt van België over VN-onderhandelingen of een nieuwe academische publicatie die een positief licht werpt op diepzeemijnbouw, ongeacht de werkelijke relevantie of onafhankelijkheid, GSR is er meteen bij en overspoelt de inboxen in de Belgische ministeries met links, rapporten en geruststellingen.

De grenzen tussen de rollen vervagen, wat tot verwarrende situaties leidt – zoals die keer dat het ministerie van Volksgezondheid een kritische presentatie tegen diepzeemijnbouw doorspeelde aan GSR. GSR produceert dan snel een weerleggend document, dat het ministerie proactief voorstelt om te delen met andere belanghebbenden in de Belgische ministeries. (12) Dit is geen openbare oproep voor commentaar aan wetenschappers of ngo’s. Het heeft meer weg van een directe hotline van de pr-afdeling van GSR naar de Belgische beleidsmakers. (13)

Het charmeoffensief stopt niet bij de weerlegging van het nieuws. GSR deelt onophoudelijk een stortvloed aan artikelen, academische papers, rapporten uit de industrie en opiniestukken. Van de energievooruitzichten van het IEA tot de mening van Elon Musk over Chinese EV’s en de bezorgdheid over de winning van nikkel in Indonesië, elk stukje inhoud is bedoeld om het verhaal van GSR te versterken: dat de wereld wanhopig mijnbouw op de zeebodem nodig heeft. 

Deze strategie van liefdesbombardementen koloniseert de aandacht. Het bouwt een informatiemonopolie op, waarbij alternatieve meningen worden overstemd en de stem van GSR en hun voorkeursbeleid top of mind blijven bij beleidsmakers.

Als de wortel niet werkt, de stok misschien wel

De laatste tijd is de toon gespannener geworden. Dreigend zelfs. GSR kan zijn ongeduld niet meer verbergen. Het schakelt een versnelling hoger en gaat in de aanval. Op 14 januari 2025 schreef het bedrijf een brief aan de voorzitter van de ISA-Raad, samen met andere aannemers. Ze uiten hun “bezorgdheid over de vertraging in de overgang naar de exploitatiefase van de activiteiten in het Gebied en (…) dringen er bij de Raad op aan om de goedkeuring van de Exploitatiereglementen tegen 2025 te voltooien”. Ze leggen uit dat ze zware investeringen hebben gedaan op basis van “de legitieme verwachtingen die werden gewekt” door het UNCLOS en de Internationale Zeebodemautoriteit op het moment dat ze hun exploratiecontracten ondertekenden. Nu veel contracten aflopen (negen in 2026 en drie in 2027), zien deze bedrijven geen andere logische volgende stap dan over te gaan tot exploitatie. 

Voor wie tussen de lijnen leest, lijkt dit op een juridisch dreigement. Deze bedrijven noemen de wettelijke verplichtingen van ISA om in 2025 met een mijnbouwcode te komen. Mocht ISA dit niet doen, dan zou dit deze bedrijven in nog meer instabiliteit en onzekerheid storten, wat “in strijd is met de beginselen van eerlijkheid en billijkheid onder UNCLOS, zoals die met name tot uiting komen in het non-discriminatiemandaat onder artikel 152 en de eis van goede trouw onder artikel 300”. Ze eindigen met wat een nauwelijks verholen juridisch dreigement lijkt: “We roepen de Raad daarom respectvol op om zich te houden aan zijn besluit in ISBA/28/C/24 en de goedkeuring van de Exploitatieverordeningen tegen 2025 te voltooien om (onder andere) de legitieme verwachtingen van contractanten niet te schenden als onderdeel van het garanderen dat we een eerlijke en billijke behandeling krijgen zoals vereist onder UNCLOS en onze contracten.” (14)

Een politiek van voldongen feiten 

Wat daarbij naar voren komt, is hoe gretig de bedrijven zijn om zo snel mogelijk te beginnen met hun mijnbouwactiviteiten, ongeacht de gevolgen. Ze geven het signaal dat ze genoeg geïnvesteerd hebben; nu is het tijd om de vruchten te plukken. Of beter gezegd, de knollen. Dat is ook wat GSR voorstelt: ze willen éérst ontginnen en dan pas kijken naar de milieueffecten van hun bedrijf. In een e-mail van 7 februari 2024 stuurde GSR een nota naar verschillende ministeries en belanghebbenden met hun redenering over het gebruik van “validatiemonitoring” tijdens de grootschalige mijnbouw, in plaats van testmijnbouw voordat ze hun exploitatievergunning krijgen. Testmijnbouw is nu al mogelijk tijdens de exploratiefase, maar er liggen voorstellen op tafel dat testmijnbouw of pilootmijnbouw ook voor de aanvraag van een exploitatievergunning moet plaatsvinden. GSR stelt voor dat testmijnbouw niet opnieuw nodig is om een exploitatievergunning te bekomen, en validatiemonitoring tijdens de eerste fase van commerciële exploitatie voldoende is. Tijdens validatiemonitoring zouden aannemers ook toestemming krijgen om knollen te verwerken en te verkopen tijdens deze monitoringsperiode om de kosten te compenseren. Bij deze aanpak, die GSR als grondiger voor het milieu en economisch rechtvaardiger beschouwt, zou de validatiemonitoring gedurende 3 tot 12 maanden worden uitgevoerd zodra de commerciële exploitatiefase is bereikt, met contractuele stopmechanismen om de exploitatie stop te zetten als niet aan de milieuverplichtingen wordt voldaan. 

Deze aanpak brengt het risico met zich mee dat milieueffectbeoordelingen worden goedgekeurd nadat de mijnbouw al is begonnen, waardoor het voorzorgsbeginsel en het mandaat van ISA krachtens artikel 145 van UNCLOS om te zorgen voor een doeltreffende bescherming van het mariene milieu, worden ondermijnd.

Wetenschappelijke consensus onderstreept de ernst van dit debat: zelfs kleinschalige proefmijnbouw tijdens exploratie heeft aangetoond onomkeerbare schade toe te brengen aan diepzee-ecosystemen, zoals vernietiging van habitats en hardnekkige sedimentpluimen, met hersteltijden die eerder in decennia dan in maanden of jaren worden gemeten. (15) De door GSR voorgestelde validatiemonitoringperiode van 3 tot 12 maanden is daarom volstrekt ontoereikend, aangezien dergelijke korte tijdlijnen de langetermijn- en cumulatieve effecten van mijnbouw niet kunnen vastleggen en evenmin een betrouwbare basis voor besluitvorming kunnen bieden. 

Het voorstel van GSR zou kunnen dienen als een paard van Troje, dat overhaaste of onvoldoende gecontroleerde mijnbouw legitimeert door contractanten toe te staan te profiteren van de verkoop van knollen tijdens de validatie, waardoor belangenconflicten zouden kunnen ontstaan en de nalevingsrapportage zou kunnen worden beïnvloed. De handhavingsmechanismen van ISA, zoals uiteengezet in ontwerpverordening nr. 103, blijven vaag en bevatten geen concrete sancties, wat vragen oproept over hoe doeltreffend de Internationale Zeebodemautoriteit niet-naleving kan stoppen of bestraffen zodra de mijnbouwactiviteiten aan de gang zijn. (16)

Deze strategie is een schoolvoorbeeld van een politiek van voldongen feiten: zelfs als beleidsmakers, wetgevers en wetenschappers zouden coördineren om een einde te maken aan deze praktijken, is het moeilijk voor te stellen dat GSR gewoon weggaat na zoveel te hebben geïnvesteerd: volgens GSR’s eigen analyse zou validatiemonitoring vijf keer de investering vertegenwoordigen die nodig is voor testmijnbouw en zou dit neerkomen op 500 miljoen dollar. Het lijkt op het bouwen van een huis zonder bouwvergunning en dan weigeren het af te breken als het er eenmaal staat.  Dit is ook een bezorgdheid die het ministerie van Volksgezondheid in december 2024 aan GSR uitte: ze vrezen dat met het toewijzen van exploitatiecontracten voordat de milieueffectrapportages zijn gedaan, “al heel hoge verwachtingen bij de contractor zullen ontstaan (“we hebben ons contract, nu kunnen ze niet meer terug”)”.

Conclusie

Het doel van deze bedrijven is duidelijk: winst maken tegen elke prijs. Hierin verschillen ze niet van spelers in de fossiele brandstofindustrie. Wat ons stoort – naast de overduidelijke vernietiging die ze zullen veroorzaken voor onze planeet, voor de mensheid en de soorten waarmee we een complexe en fragiele vitale dynamiek in stand houden – is de manier waarop ze ons misleiden. Ze werpen zich op als leiders van de energietransitie en beweren de klimaatcrisis op te lossen met zogenaamd schonere oplossingen, terwijl ze tegelijkertijd hard lobbyen tegen de milieubeschermingen voor de diepzee.

Toch zal deze industrie de aardse mijnbouw niet vervangen. Het zal geen einde maken aan de verwoesting die nikkelmijnen aanrichten in Indonesië. GSR en anderen hebben duidelijk gemaakt dat ze geen hogere standaarden zullen handhaven dan landmijnexploitanten, omdat dit oneerlijk zou zijn. Hun activiteiten zullen alleen maar nieuwe ellende boven op al bestaande ellende voegen, de bronnen van vernietiging vermenigvuldigen en de vitale hulpbronnen van de planeet verder uitputten – vooral de organismen die essentieel zijn voor het leven op aarde. Het lijdt nauwelijks twijfel dat GSR dit heel goed weet. Als het zich echt zou inzetten voor de bescherming van het milieu, zou het niet proberen om internationale beleidsvorming te ondermijnen, zou het niet aandringen op bevoorrechte posities voor zijn eigen wetenschappers en zou het regelgevende instanties niet overspoelen met e-mails om het toezicht te beïnvloeden. GSR zou niet eisen dat de activiteiten van start kunnen gaan voordat de gevolgen voor het milieu naar behoren zijn beoordeeld.

Wat we van GSR verwachten is eerlijkheid. Dat ze toegeven dat ze een nieuwe, winstgevende business willen opstarten om het verlies van oude “Belgische” mijnen goed te maken – zelfs als dat betekent dat ze de laatste levensader van een toch al verstikkende planeet doorsnijden.

Zelf aan de slag?  Bekijk onze sjablonen voor een verzoek tot milieu-informatie en start je eigen onderzoek 

Noten: 

  1. Iets vergelijkbaars gebeurde tijdens de onderhandelingen over de Overeenkomst inzake mariene biologische diversiteit van gebieden buiten nationale jurisdictie (BBNJ). In een reactie stelt GSR dat “de Raad van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) baat zou hebben bij het ontwikkelen en implementeren van een soortgelijke rol voor een bemiddelaar om de onderhandelingen over de ISA Exploitatievoorschriften af te ronden. Wij geloven dat een dergelijke rol gunstig zou zijn voor alle belanghebbenden, aangezien een sterk regelgevend kader de beste manier is om de oceaan te beschermen.”
  2. In een reactie maakt het ministerie van Buitenlandse Zaken duidelijk dat de Belgische motivatie om snel tot een mijnbouwcode te komen niet is om meteen met mijnbouw te beginnen, maar om een beschermende regeling voor de zeebodem te hebben.
  3. In een reactie stelt GSR dat het zich zorgen maakt dat Europa achterop raakt en dat mineralen uit de zeebodem het streven naar minerale onafhankelijkheid kunnen ondersteunen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken houdt vol dat deze voorstellen het standpunt van het ministerie niet hebben beïnvloed en dat het ministerie volledig onafhankelijk blijft.
  4. FOD Buitenlandse Zaken op 11/09/2022 en in 2023. In een gelegenheid om commentaar te geven, stelt GSR: “Als onderdeel van een publiek inspraakproces voor alle belanghebbenden heeft GSR commentaar ingediend op het ontwerp van de mijnbouwcode. We geloven dat Greenpeace en vele andere ngo’s ook zijn geraadpleegd. We zijn ervan overtuigd dat deze uiteenlopende input van verschillende belanghebbenden uiteindelijk zal leiden tot een evenwichtige aanpak.” In een mogelijkheid tot commentaar gestuurd naar de dienst Marien Milieu van de FOD Volksgezondheid vinden we dezelfde redenering terug: “De dienst Marien Milieu waakt erover dat de Belgische positiebepaling rond diepzeemijnbouw participatief en transparant gebeurt. De formele positiebepaling gebeurt door de betrokken overheden, via het Coörmulti-overleg. Dit wordt voorafgegaan door de mogelijkheid voor de stakeholders om geschreven bijdragen te leveren en om tijdens een ‘collectief’ overlegmoment de eigen positie toe te lichten. Dit gebeurt hoofdzakelijk in de aanloop naar een ISA-Raad of -Vergadering. Dit gebeurt zowel voor de contractanten (zoals GSR) als voor de ngo’s.
  5. In een gelegenheid om commentaar te leveren, stelt GSR dat het geen probleem zou hebben met het internaliseren van externe effecten als mijnexploitanten op land hetzelfde zouden doen. GSR stelt dat het oneerlijk zou zijn om strengere normen op te leggen aan diepzeemijnbouwbedrijven terwijl mijnbouwbedrijven op het land niet aan gelijkwaardige eisen hoeven te voldoen, en dit is in overeenstemming met de geest van eerlijkheid die wordt verdedigd door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS).
  6. https://www.isa.org.jm/wp-content/uploads/2022/06/isba-25c-crp2-plist_0.pdf In een gelegenheid om commentaar te geven, betwist het GSR de verslaggeving van de ISA, en stelt: “Prof. Vande Lanotte trad toe in zijn hoedanigheid van hoogleraar internationaal recht.”
  7.  In een gelegenheid om commentaar te geven, stelt GSR dat zij een “belanghebbende (met) een aanzienlijke hoeveelheid expertise op dit gebied, en daarom informatie verstrekt aan wie er ook bij betrokken is en, als belanghebbende en deskundige partij, verzoekt om deel uit te maken van het gesprek.”
  8. https://deme-gsr.com/wp-content/uploads/2023/03/GSR_FINAL_Smaller1-1.pdf , https://oceannews.com/news/science-technology/gsr-releases-publication-with-bgr-and-the-miningimpact-consortium-of-scientists/ en https://news.mit.edu/2022/sediment-deep-sea-mining-0921 Merk op dat we niet met de vinger naar wetenschappers wijzen. Het is extreem moeilijk om financiering te vinden voor diepzeewetenschap.
  9. In een gelegenheid om commentaar te geven, stelt GSR: “Op geen enkel moment heeft GSR zijn genomineerde experts gevraagd om een uitkomst te ontwikkelen ten gunste van mijnbouw.” Het benadrukt ook dat de wetenschappers die ze ondersteunen volledig onafhankelijk zijn in de inhoud van hun publicaties.
  10. Mogelijkheid tot commentaar van de FOD Buitenlandse Zaken aan Greenpeace, 13 juni 2025.
  11. Gelegenheid tot commentaar van de FOD Volksgezondheid aan Greenpeace, 13 juni 2025.
  12. FOD Volksgezondheid 20240405 21h36. In een reactie geeft de FOD Volksgezondheid aan: “De dienst Marien Milieu vindt het belangrijk om informatie te checken bij de verschillende betrokken partijen. Tenzij een dergelijke presentatie een confidentialiteitsstempel gekregen heeft (wat niet het geval was voor de bewuste presentatie), gaat de dienst Marien Milieu er dus van uit dat dit een essentiële stap vormt in de informatiegaring tot onderbouwing van een Belgische positie rond diepzeemijnbouw. Wij wijzen er verder op dat deze check bij GSR niet geleid heeft tot een positiewijziging van de Belgische positie rond diepzeemijnbouw.” We kunnen ons niet herinneren dat de FOD Volksgezondheid Greenpeace dezelfde mogelijkheid bood om commentaar te geven op GSR-documenten, zoals ze dat wel konden op ngo-documenten.
  13. In een gelegenheid tot commentaar stelt de FOD Volksgezondheid: “Betreffende het bestaan van hotlines tussen de stakeholders en de medewerker van de dienst Marien Milieu. Er bestaat inderdaad een constructieve samenwerking tussen de dienst Marien Milieu en GSR, maar hetzelfde kan gezegd worden over de samenwerking tussen die medewerker en een aantal ngo’s (…). Met alle vertegenwoordigers van voormelde ngo’s heeft de dienst Marien Milieu al bilaterale e-mails, telefoongesprekken en ontmoetingen gehad. Naar elkaar luisteren impliceert niet zomaar elkaars positie overnemen.” Ter herinnering: de correspondentie tussen GSR en de Belgische ministeries vertegenwoordigt 929 e-mails of 4816 pagina’s, wat neerkomt op een gemiddelde van bijna 5 e-mails per week.
  14. In een gelegenheid om commentaar te geven, stelt GSR: “De brief vraagt slechts om regelgeving volgens het mandaat van de ISA onder UNCLOS, niet om te beginnen met mijnbouw. Met het risico dat we in herhaling vallen, benadrukken we nogmaals dat GSR van mening is dat de beste manier om de bescherming van het milieu te garanderen een robuuste regelgeving is die bepaalt hoe mijnbouw al dan niet kan plaatsvinden. GSR is altijd voorstander geweest van verantwoorde regelgeving die voorziet in een regelboek en effectieve bescherming van het mariene milieu, niet van regelgeving die mijnbouw tegen elke prijs mogelijk maakt.
  15. https://noc.ac.uk/news/environmental-impact-deep-sea-mining-can-last-decades, https://www.greenpeace.org/aotearoa/press-release/new-deep-sea-mining-study-shows-ecosystem-recovery-from-mining-could-take-centuries/, https://www.jpi-oceans.eu/sites/jpi-oceans.eu/files/MI2_FinalReport_Publishable_web_2023.pdf
  16. Zie de analyse van Pew Charitable Trusts van Ontwerpverordening 103 https://www.isa.org.jm/wp-content/uploads/2022/12/COMPILATION-IWG-ICE-Proposals-PartXI-March-29.pdf
Ik deel op Facebook Ik deel op Twitter Ik deel op Whatsapp