De coronacrisis herinnert ons aan de noodzaak van lokale, duurzame en weerbare voedselsystemen. Het is geen toeval dat boeren die hun ecologisch geteelde oogst via de korte keten verkopen het vandaag opvallend goed doen.

Toch steken ook nu enkele weerbarstige mythen over de industriële landbouw weer de kop op. Dat is een probleem, want financiële steun (zoals landbouwsubsidies) voor niet-levensvatbare industriële ondernemingen hangt sterk samen met het geloof in deze mythen.

MYTHE 1: “Industriële landbouw voedt de wereld” MYTHE 2: “Onze veeteelt is superefficiënt”

Een terugkeer naar business as usual is voor Greenpeace en vele mensen geen optie. Daarom zullen we de komende 4 weken (tot 17 juni) de belangrijkste mythes over de industriële landbouw één per één ontkrachten. Hier gaan we…

MYTHE 3: “Megastallen bestaan niet bij ons”

Je hoort het wel vaker: megastallen zoals in onze buurlanden bestaan niet bij ons. Feit is we in Vlaanderen steeds minder veeboerderijen en veeboeren hebben, maar aan de andere kant steeds grotere veebedrijven krijgen die zich vooral in West-Vlaanderen, Noorderkempen en Noord-Limburg bevinden. 

Met zogenaamde grondgebonden landbouw heeft dit nog weinig of niets te maken. Het gaat om duizenden varkens of kippen die binnen opeengepakt leven onder één dak, die krachtvoer te eten krijgen (zoals geïmporteerde soja) en een massa mest voortbrengen die onze lucht en onze waterlopen vervuilt. Zulke grote industriële veehouderijen produceren bovendien vooral voor export.  

Het klopt dat er geen Belgische of Europese definitie bestaat van een “megastal”. Dat is een probleem. Er zijn wel studies die een cijfer kleven op het aantal dieren per stal, maar de auteurs geven dan zelf toe dat hun keuze arbitrair is (zie bv. hier). Zelfs als we het eens zouden raken over de aantallen, is er nog de kwestie van de grondgebondenheid: volstaat de beschikbare grond wel om de dieren voldoende voer te geven (voederautonomie) en valt de door hen geproduceerde mest nog op natuurlijke wijze te verwerken op de gronden in de ruime omgeving? En op het vlak van dierenwelzijn: is er mogelijkheid tot buitenloop en hebben de dieren genoeg ruimte om hun natuurlijk gedrag te vertonen?  

Minder boeren, grotere bedrijven

Onze veeteelt wordt alsmaar intensiever. Zo telt Vlaanderen elk jaar minder boeren maar nemen de veehouderijen die overblijven toe in omvang. Het zijn vooral zulke grote industriële bedrijven of megastallen die druk zetten op het klimaat en ons milieu. Bovendien doet hun overproductie (voor de export) ook bij ons de prijzen kelderen, en zo sleuren ze alle veehouders mee in een race naar de bodem.

MYTHE 3: “Megastallen bestaan niet bij ons”

Opmars van grote industriële veebedrijven of megastallen

Een Europese uitstootrichtlijn (2010/75/EU van 24 november 2010) stelt dat bepaalde industriële activiteiten een vergunning nodig hebben als drempelwaarden qua capaciteit worden overschreven. Voor intensieve veeteelt gaat het bijvoorbeeld om bedrijven met meer dan 40.000 ‘stuks’ pluimvee, met meer dan 2000 mestvarkens (van meer dan 30 kg) of meer dan 750 zeugen. 

Als een veeboerderij haar capaciteit wil uitbreiden voorbij deze grenswaarden, moet ze een vergunning aanvragen, en moeten de aanvraag en de beslissing openbaar worden gemaakt. 

Zo weten we dat er in totaal 963 industriële veebedrijven in de categorie ‘met mogelijk een grote impact op het milieu’ (GPBV-installaties veeteelt in het jargon) vallen en dus onderworpen zijn aan de EU-richtlijn: 504 met pluimvee, 403 met varkens en 52 met zeugen (let wel, dit is een momentopname van sterk fluctuerende cijfers).

Belangrijk om weten is dat het aantal aanvragen dat in de voorbije 3 jaar groen licht kreeg voor het overgrote deel in de grootste categorie van industriële veebedrijven zitten. Concreet werden er 122 aanvragen (waarvan 55% in West-Vlaanderen) vergund voor uitbreidingen van intensieve pluimveebedrijven met meer dan 40 000 kippen, en 116 aanvragen (waarvan 70% in West-Vlaanderen) vergund voor varkenshouderijen met meer dan 2000 mestvarkens.

Top 3 van grootste bedrijven

Kijken we naar de top van de Vlaamse pluimveebedrijven, dan zien we dat die veel groter zijn dan het gemiddelde van bijna 60.000 kippen (Statistiek Vlaanderen 2018). 

Volgens de laatste beschikbare cijfers heeft het grootste pluimveebedrijf in Vlaanderen een capaciteit van bijna 470.000 kippen, gevolgd door een bedrijf voor 320.000 en één voor 305.000 kippen. 

Volgens de laatste beschikbare cijfers heeft de grootste varkenshouderij in Vlaanderen een capaciteit van ongeveer 13.400 varkens, gevolgd door twee bedrijven van elk ongeveer 11.000 varkens. Hier is het Vlaamse gemiddelde net geen 2180 varkens per bedrijf (Statistiek Vlaanderen 2018).

Veeconcentratie

De  gemiddelde  densiteit  van  de  veestapel  in  de  EU  bedraagt  0,8  grootvee-eenheden (GVE) per  hectare cultuurgrond, waarbij GVE een omrekeningsfactor is.  De  hoogste veeconcentraties treffen we aan in Malta,  Nederland  én  België  met  respectievelijk  4,8,  3,4  en  2,8  GVE per hectare. (bron)

Bedrijven met varkens en kippen hebben veruit de hoogste veeconcentratie (bron). Het gemiddelde aantal GVE per bedrijf kende in de periode 2005-2018 een stijging met ongeveer 68%, van 87 naar 146 grootvee-eenheden per bedrijf (bron). Wat opnieuw wijst op een trend naar steeds grotere veebedrijven. 

De opmars van grote industriële veebedrijven en megastallen heeft allang de grenzen overschreven van wat het klimaat, ons milieu en de dieren aankunnen. 

Vraag daarom onze Belgische en Europese politici om meer steun te geven aan ecologische boeren die telen met de natuur.

Ik vraag voor meer steun aan ecologische boeren Ik deel op Facebook Ik deel op Twitter Ik deel op Whatsapp
Facebook Facebook Instagram Instagram Twitter Twitter YouTube YouTube Pinterest Pinterest