Een veefabriek in het West-Vlaamse Menen mag uitbreiden tot 294.500 slachtkippen om zo één van de grootste kwekerijen van Vlaanderen te worden.[1] Greenpeace en een tiental omwonenden dienen samen beroep in tegen de vergunning: gezien de natuurcrisis in Vlaanderen, de klimaatopwarming wereldwijd en de compleet dolgedraaide vee-industrie is elke nieuwe megastal er een te veel.

Het bedrijf in kwestie telt vandaag al 244.500 slachtkippen en 1.719 varkens (+610 biggen). De uitbaters willen een megastal voor 50.000 kippen bijbouwen. Ter compensatie stellen ze voor om hun zeugen weg te doen, maar ze willen nog steeds 1.564 andere varkens (+150 biggen) overhouden. De geplande uitbreiding kreeg op 1 april groen licht van de provincie, maar nu tekenen Greenpeace, dierenrechtenorganisatie GAIA en een tiental buurtbewoners beroep aan tegen de beslissing. Daardoor belandt het dossier op de tafel van Vlaams minister van Omgeving, Zuhal Demir (N-VA).

Dit is industrie en heeft eigenlijk niets meer met landbouw te maken. Voor plattelandsbewoners gaan zulke megastallen gepaard met geurhinder, toename van zwaar vrachtverkeer en gezondheidsrisico’s allerhande. West-Vlaanderen stikt al in het stikstof en de waterkwaliteit op het platteland boert achteruit. De intensieve veeteelt is in ruime mate verantwoordelijk voor de huidige natuurcrisis. Dit moet stoppen”, verklaart Matteo De Vos, expert ecologische landbouw en veeteelt bij Greenpeace België.

Veeteelt in megastallen schaadt het klimaat. Meer dan de helft van de uitstoot gelinkt aan de Vlaamse vleesproductie wordt veroorzaakt door de import van soja als veevoeder. Een veefabriek met 300.000 kippen heeft jaarlijks meer dan 1500 ton sojameel nodig heeft.[2-3]


Meer dan de helft van onze soja komt uit Zuid-Amerika, en vooral uit Brazilië. Daar leidt de productie tot ontbossing, maar ook tot sociale conflicten en zelfs geweld. Door hun afhankelijkheid van soja leggen veefabrieken dus niet alleen in Vlaanderen beslag op de open ruimte, maar ook elders in de wereld”, stelt Matteo De Vos.[4-5] 


Onze samenleving betaalt een zeer hoge prijs voor een product waar een kippenboer zelf amper 0,08 cent per kg voor krijgt. Als veehouders zich dan gedwongen voelen om megastallen bij te zetten, draagt dat bij aan de overproductie, vooral voor export, en leidt dat tot nog kleinere marges. Ook de coronacrisis heeft diep ingehakt op de pluimveesector, die momenteel niet rendabel is. Dit landbouwmodel is tot op de draad versleten”, besluit De Vos.[6]

Greenpeace ijvert voor het inkrimpen van onze gigantische veestapel in Vlaanderen – bijna 50 miljoen kippen, varkens en runderen – maar met oog voor de penibele situatie waarin heel wat Belgische veehouders zich vandaag bevinden. Zij hebben overheidssteun nodig. Wel zouden de subsidies, Vlaams én Europees, in de eerste plaats moeten gaan naar boeren die de natuur actief herstellen en beschermen.

Noten:
  

[1] De goedkeuring van de uitbreiding werd hier gepubliceerd (OMV_2020102894):
https://www.west-vlaanderen.be/sites/default/files/2021-04/20210401_besluiten_deputatie.pdf
Ter vergelijking:  het grootste pluimveebedrijf in Vlaanderen heeft een capaciteit van bijna 470.000 kippen, gevolgd door een bedrijf voor 320.000 en één voor 305.000 kippen (cijfers 2018)

[2] Uitstoot van de Belgische veeteelt: Study on livestock scenarios for Belgium in 2050, UCL, 2019

[3] Een Belplume vleeskip eet gemiddeld 3,74 kg voer tijdens haar levensduur. (zie tabel 36 UCL studie p. 88)

Het dieet bestaat voor 20% uit sojameel (zie tabel 35 UCL studie p. 70)

Een Belplume vleeskip wordt vetgemest in 6 tot 8 weken. Per jaar heeft een bedrijf heeft gemiddeld 7 ‘productiecycli’.

Voorbeeld – een bedrijf van 300.000 vleeskippen: 

300.000 vleeskuikens x 7 productiecycli x (20% van 3,74 kg voeder/dier) =1.570.800 kg sojameel per jaar

[4] Meer dan de helft van de soja voor onze veeteelt komt uit Zuid-Amerika. 41% afkomstig van Brazilië, 11% afkomstig van Argentinië, 30% van de VS en 10% van Canada.

Bron: WWF Factsheet 2019

[5] Zie bv de Greenpeace casestudie over het landgoed Estrondo in Brazilië, dat aan Cargill kon gelinkt worden.[6] Gemiddelde cijfers 2014-18: Bedrijfseconomische resultaten