20 SPEERPUNTEN VOOR EEN SOLIDAIR KLIMAAT- EN NATUURBELEID NA 2024

De klimaatverstoring wordt ook bij ons erg zichtbaar en zet zich steeds sneller door. De wereldwijde uitstoot van broeikasgassen daalt niet in lijn met internationale engagementen. Ecosystemen over de hele wereld staan onder druk en herstellen erg moeilijk van de vele bedreigingen door menselijke activiteiten. Sociale ongelijkheid neemt toe en facturen wegen zwaar op gezinnen en kmo’s. Voor het eerst in meer dan 75 jaar is er opnieuw grootschalige oorlog op het Europese continent.

Nooit eerder maakten we een context mee als de polycrisis van vandaag. Dat versterkt ook het gevoel van onbehagen en zorgt voor toenemende polarisatie en een samenleving onder hoogspanning. Dat is de ideale voedingsbodem voor antidemocratische partijen. Hoog tijd om te bouwen aan een samenleving die solidair is met zij die het zwaarst door deze crisissen worden getroffen en die in evenwicht is met onze planeet. Dat vereist een echte paradigmashift: naar een rechtvaardig en inspirerend klimaatbeleid dat de mensen ontzorgt in plaats van tegen elkaar opzet. Beleid dat lusten en lasten herverdeelt zodat iedereen de klimaattransitie kan maken en tegelijk een menswaardig leven kan leiden.

Greenpeace schuift daarom 20 speerpunten naar voor die wij als prioriteit zien voor het beleid de komende jaren. Deze speerpunten zijn aanvullend op de meer uitgebreide memoranda van o.a  de Klimaatcoalitie, de Biodiversiteitscoalitie of koepelorganisatie Bond Beter Leefmilieu die Greenpeace ook onderschrijft.

1. Een huisvestings- en energiepact

Een huisvestings- en energiepact omvat massale investeringen in de isolatie van gebouwen, te beginnen met woningen voor lage inkomens en de lagere middenklasse, zowel op de privé als op de publieke markt. Bovendien is er ook dringend nood aan bijkomende, goed geïsoleerde sociale woningen. Er zijn immers grote wachtlijsten voor sociale huisvesting, terwijl het aantal beschikbare woningen daalt omdat het bestaande gebouwenpark verouderd is. De isolatie van zowel woningen als openbare gebouwen moet een ambitieuze werf zijn met voldoende middelen en op alle overheidsniveaus (zowel lokaal, gewestelijk, federaal met het werkgelegenheidsbeleid en fiscaliteit en het gemeenschapsniveau voor het onderwijs).
 
Het huidige renovatietempo van gebouwen is in België veel te laag en de bestaande stimuli volstaan niet. Uit onderzoek blijkt dat 40 tot 50% van de eigenaars niet willen of niet de middelen hebben om een diepgaande renovatie te bekostigen en ook niet de leencapaciteit om aan die middelen te geraken. Om ons gebouwenpark tegen 2050 koolstofneutraal te maken en om zowel de klimaat als de sociale crisis aan te pakken, is energierenovatie een noodzaak. Het zal het welzijn van burgers verbeteren en nieuwe lokale jobs scheppen. Het moet de ruggengraat vormen voor een betere toegang tot kwaliteitswoningen voor iedereen.
 
De logica van die energierenovatie moet gericht zijn op het bestaande gebouwenpark en niet op nieuwbouw. Het is belangrijk de collectieve aanpak te versnellen en ontwikkelen door renovaties wijk per wijk op te zetten, op een veel grotere schaal en met een belangrijke sturing door de overheid. Er is nood aan verplichte normen voor renovatie, en de armste eigenaars moeten worden gesteund om ze te kunnen uitvoeren (onder meer via voorfinanciering).
 
Bovendien is huisvesting niet altijd toegankelijk voor een deel van de bevolking met een laag inkomen. Renovatie mag niet leiden tot een bedreiging van het recht op huisvesting, integendeel. Daarom moet deze renovatie gepaard gaan met sociaal beleid, zoals onder meer een systeem van geconventioneerde verhuurders, waarbij particuliere verhuurders financiële prikkels krijgen om kwaliteitswoningen te verhuren tegen betaalbare prijzen en waarbij de maximale vraagprijs per m² moet worden gereguleerd, zoals in andere Europese steden. Bovendien zijn er grote wachtlijsten voor sociale woningen, terwijl het aantal beschikbare woningen afneemt omdat het bestaande woningpark is verouderd. We hebben dringend behoefte aan meer sociale woningen, aan renovatie van de bestaande en aan striktere regulering van de huurprijzen op de particuliere markt om te voorkomen dat mensen geen woonst meer vinden.

2. Geleidelijke uitfasering van fossiele brandstoffen en 70% hernieuwbare elektriciteit tegen 2030

Om de maximaal 1,5°C temperatuurstijging te respecteren – de doelstelling in het klimaatakkoord van Parijs – is het nodig om af te stappen van fossiele brandstoffen. Daarvoor moet ook België inzetten op een geleidelijke uitfasering van gas tegen 2035 en van olie tegen 2040. Daarom zijn langetermijncontracten en -infrastructuur die ons vasthouden aan gasimporten ook uit den boze. Door volop in te zetten op energie-efficiëntie en hernieuwbare energie kunnen de draaiuren van de twee nieuwe gascentrales in aanbouw tegen 2035 tot een absoluut minimum beperkt worden. De oude en minder efficiënte gascentrales moeten zo snel mogelijk gesloten worden.
 
Het goede nieuws is dat we de technologieën om van fossiele brandstoffen af te stappen al hebben. In combinatie met een pact voor huisvesting en energie zijn hernieuwbare energiebronnen de oplossing voor onze productie en bevoorradingszekerheid. Tegen 2030 moet 70% van onze elektriciteitsproductie hernieuwbaar zijn. Gelijklopend zal een diepgaande elektrificatie van de verwarmings- en transportsector zorgen voor een efficiënt energieverbruik en een sterke daling van de CO2-uitstoot. Voorts moet hernieuwbare waterstof worden gereserveerd voor industriële processen, met name in de zware industrie (chemie, staal, non-ferrometalen, enz.), en voor sectoren die moeilijk te elektrificeren zijn. Het is belangrijk dat strategische investeringen naar hernieuwbare energie en opslagcapaciteit gaan, niet naar grootschalige waterstofproductie, koolstofafvang, enz.
 
De energietransitie moet ook hand in hand gaan met structurele steun voor burgerparticipatie en publiek-coöperatieve projecten in de energieproductie. Dat kan door een minimum van 20% te reserveren voor burgercoöperaties bij windenergie op zee, of door het opzetten van hernieuwbare energiegemeenschappen of wijknetwerken voor ‘warmte-delen’ waarbij zowel burgers, KMO’s als publieke instellingen een rol spelen.

3. Ambitieuze bescherming van de natuur bij ons en wereldwijd

Onze natuur staat onder grote druk, zowel in België als wereldwijd. Het is cruciaal om tegen 2030 het verlies van biodiversiteit een halt toe te roepen. Op basis van de Europese biodiversiteitsstrategie en  de VN biodiversiteitstop in december 2022 – COP15 –  is het aan België om een ambitieuze nationale biodiversiteitsstrategie op te stellen en een hieraan gekoppeld actieplan uit te voeren.

Ons land moet de beschermde natuur uitbreiden tot minstens 30% van het land- en zeegebied. Ook moeten we het gebruik van pesticiden drastisch reduceren en mogen we de meest schadelijke pesticiden niet meer exporteren. Ook is het nodig op grote schaal aan natuurherstel te werken. Concreet betekent dat onder meer een betere bescherming en uitbreiding van stedelijke natuur, de bescherming van de meest kwetsbare en waardevolle bossen, en een shift naar agro-ecologische landbouw die voor in plaats van tegen de natuur in werkt.

Het is ook cruciaal om de impact van onze Belgische productie en consumptie op de natuur in het buitenland terug te schroeven. Dit kan onder meer door een strenge implementatie van de Europese wetgeving op ontbossingsvrije producten in België en een pleidooi voor de verdere versterking van deze wetgeving in de komende jaren. Zo moet deze wetgeving ook  een einde maken aan private en publieke geldstromen naar natuurvernietiging en  moet het toepassingsgebied uitgebreid worden tot andere ecosystemen. Tot slot moet België veel meer financiële middelen voorzien voor biodiversiteitsbehoud en herstel wereldwijd, onder andere via ontwikkelingssamenwerking.

4. Groen voor iedereen, als preventieve gezondheidszorg en klimaatbescherming

Meer  natuur is ook goed voor de gezondheid. Steeds meer studies tonen aan dat mensen fysiek en mentaal gezonder zijn wanneer ze uitzicht op bomen hebben, wonen in straten met bomen, en meer tijd doorbrengen in de natuur. Dat gezondheidseffect wordt verder versterkt door de correlatie tussen luchtkwaliteit en natuur, en ook de verkoelende functie van natuur in hete stadscentra – noodzakelijk in het licht van de impact van de klimaatopwarming.
 
Vandaag is de toegang tot natuur niet gelijk verdeeld, en wonen de meest kwetsbaren vaak het verst van natuur, verkoeling en gezonde lucht. Dat kan niet: de natuur is er voor  iedereen en moet voor iedereen makkelijk toegankelijk zijn.
 
Daarom moet de 3/30/300 regel worden ingevoerd: iedereen moet 3 bomen kunnen zien vanuit hun woning; elke wijk moet 30% met bladerdak bedekt zijn; en iedereen moet op 300 meter van een publieke groene ruimte van minimaal 1ha wonen. Concreet betekent dit dat stedelijke natuur beschermd en uitgebreid moet worden, en dat er sterk moet worden ingezet op ontharding en vergroening. En dat moet op een participatieve en inclusieve manier beslist worden samen met de burgers, met de nodige financiële en wetgevende ondersteuning vanuit de overheid.

5. Betere toegang tot land voor agro-ecologische en biologische boerinnen en boeren

Het is van essentieel belang agro-ecologische – waaronder biologische – praktijken op het land aan te moedigen. De toegang tot grond – door pacht of aankoop – is een van de belangrijkste obstakels waarmee agro-ecologische landbouwers worden geconfronteerd. De grondspeculatie leidt tot krankzinnige prijzen die onverenigbaar zijn met de huidige verloning van landbouwers. 
 
Het is belangrijk om agro-ecologische landbouwgrond veilig te stellen, en om de functie ervan als voedselbron te bevorderen en de toegang ertoe te versterken via een passend juridisch en stedenbouwkundig kader. Daartoe moet met name openbare landbouwgrond worden ingezet en moeten de instrumenten voor grondbeheer vertrekken vanuit een milieuagenda om mee de biodiversiteit en het ecologische netwerk te bewaken. Ook is het belangrijk de bescherming, de stabiliteit en de opvolging van de landbouwers gedurende hun hele beroepsleven en tot aan hun pensioen te waarborgen. Ons land moet al zijn mogelijke hefbomen tot herverdeling inzetten – met name die van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) – om de toegang tot grond voor de ontwikkeling van agro-ecologie te garanderen en de subsidies eerlijker te verdelen.

6. Afbouw van de veestapel en daaraan gekoppelde lagere consumptie van dierlijke producten

Om op ons Belgisch grondgebied naar een volledig biologische productie te evolueren, zonder conflict ook tussen dierlijk en menselijk voedsel en in lijn met onze klimaatdoelen, is het noodzakelijk de omvang van de veestapel te verminderen als we over voldoende grond voor voedselproductie willen beschikken. Om dit doel te bereiken is het nodig de vleesproductie tegen 2050 alleen al met 83% te verminderen, in een context waarin de zelfvoorzieningsgraad (verhouding productie/consumptie) voor vlees 100% zou bedragen en de exportcapaciteit dus nul is.
 
Deze afbouw van de veestapel moet in de eerste plaats gericht zijn op industriële bedrijven die uitsluitend gebaseerd zijn op een hoge veedichtheid en geïmporteerd veevoeder (niet-grondgebonden). Deze transitie moet vooral gecontroleerd gebeuren en sociaal en economisch aanvaardbare oplossingen voor de betrokken landbouwers garanderen. Dit kan dan gefinancierd worden door een nieuwe belasting op grote agro-bedrijven, supermarkten en banken die een grote verantwoordelijkheid dragen voor de huidige landbouw en voedselcrisis. Om die drastische afbouw van de veestapel waar te maken is ook een moratorium nodig op vergunningen voor zowel nieuwe als uitbreiding van bestaande megastallen.
 
Om te vermijden dat een dalend binnenlands aanbod wordt gecompenseerd door meer import van dierlijke producten, is het belangrijk dat zo’n afbouw van de veestapel gepaard gaat met krachtig beleid dat de vraag naar dierlijke producten in ons land drastisch vermindert. Zo is het noodzakelijk om de productie en distributie van plantaardige alternatieven te stimuleren in zowel publieke kantines als in de supermarkten, met name via het gemeenschappelijk landbouwbeleid of via specifieke projecten in het kader van regionale voedselstrategieën.

7. Meer plantaardige voeding afkomstig van korte-keten en biologische en/of agro-ecologische landbouw in collectieve catering en voedselhulp

De vraag naar plantaardige maaltijden uit lokale (korte-keten) agro-ecologische en/of biologische landbouw moet worden gestimuleerd via de collectieve cateringsector (kinderdagverblijven, school- en universiteitskantines, ziekenhuizen, woonzorgcentra) en de voedselhulp, zodat op termijn 100% van die collectieve catering en voedselhulp aan deze criteria voldoet. Daarvoor is een bindend plan nodig met tussenstappen die rekening houden met de realiteit op het terrein, en die de producenten tijd geven om zich aan dit ambitieuze doel aan te passen. Zo’n plan zal ook de vraag naar hun producten stabiliseren en uiteindelijk hun marktaandeel vergroten. Bovendien moet collectieve catering gepaard gaan met een verminderd belang van vlees op het menu en het systematisch aanbieden van een kwalitatief vegetarisch alternatief.
 
Om toegang tot kwaliteitsvoeding echt voor iedereen te garanderen, kan ons land inspiratie vinden in andere Europese landen: gratis maaltijden in schoolkantines zoals in Finland, of een progressieve kostenstructuur voor collectieve catering die in verhouding staat tot het gezinsinkomen en in feite gratis is voor de meest kansarme gezinnen zoals in Frankrijk. Verder moet ook de aanpassing van het voedselaanbod van collectieve catering en verenigingen en instellingen die voedselhulp verstrekken door de overheid worden ondersteund. Niet alleen financiële steun is nodig maar ook het ter beschikking stellen van deskundige adviseurs op het gebied van gezondheid en duurzaam aanbestedingsbeleid.

8. Gezonde voeding voor iedereen: een sociale zekerheid voor voeding

De toegang tot kwalitatieve en qua voedingswaarde adequate voeding mag niet zomaar op de schouders van huishoudens worden gelegd. Net zoals de verantwoordelijkheid voor een transitie naar agro-ecologische landbouwmethodes niet alleen mag rusten op de schouders van boer(inn)en die zich momenteel in een moeilijk economisch parket bevinden.

Op basis van een brede belasting- en premiegrondslag, zou een sociale zekerheid voor voeding het mogelijk maken de toegang tot gezond voedsel te democratiseren en tegelijkertijd steun te verlenen aan landbouwers met productiemethoden die voldoen aan sociaal, economisch en ecologisch rechtvaardige criteria. Het geïnde budget stelt de overheid dan in staat te investeren in structuren en initiatieven die kwaliteitsvoeding aanbieden, zodat die worden aangepast aan een stijgende vraag en zodat belemmeringen voor de toegang tot kwaliteitsvoeding worden weggenomen.

De herverdeling van het budget zou universeel en automatisch zijn en worden uitgevoerd door middel van een elektronische voedselkaart (of papieren cheque op naam) tot 150 euro per maand per persoon (met een gedifferentieerde toelage voor kansarmen). Dit bedrag zou alleen kunnen worden gebruikt voor de aankoop van officieel goedgekeurde producten, d.w.z. eerlijk, duurzaam en lokaal (korte-keten). Het is van belang om de uitrol van zo’n systeem en de daarmee gepaarde criteria stap voor stap en democratisch te laten verlopen.

9. Kernenergie geen duurzame optie voor de toekomst

De levensduur van de twee kerncentrales in Doel en Tihange mag niet verlengd worden, wat betekent dat alle kerncentrales definitief sluiten tegen 2025. Een verlenging leidt tot hoge kosten maar biedt geen oplossing voor de bevoorradingszekerheid. Sinds 2014 worden de Belgische kerncentrales geplaagd door een toenemende onbetrouwbaarheid, met een dieptepunt in 2018. Bovendien tonen de onderhandelingen tussen Engie en de Belgische staat aan dat een mogelijke verlenging van Doel 4 en Tihange 3 de belastingbetaler zeer veel geld kan kosten als de verantwoordelijkheid voor het kernafval overgedragen wordt aan de staat. Dat is onaanvaardbaar. Bovendien geeft Engie geen garanties voor de beschikbaarheid van de capaciteit en is hun bijdrage tot de bevoorradingszekerheid daardoor hypothetisch.
 
Met een nieuwe stress-test moeten er lessen getrokken worden uit de crisis rond de kerncentrale van Zaporizhzhia in Oekraïne, om na te gaan wat de risico’s zijn van externe bedreigingen, inclusief het intentioneel veroorzaken van schade aan kritieke onderdelen. Deze risico’s eindigen niet volledig met het stopzetten van de elektriciteitsproductie in de kerncentrales. Ook zijn er nucleaire noodplannen nodig waarbij rekening wordt gehouden met de ervaringen en de lessen van Fukushima. In dit kader moet het volledige Belgisch grondgebied in potentiële nucleaire nood- en interventiezones worden verdeeld. Tegelijk is er nood aan een nieuw nucleair aansprakelijkheidsstelsel. De uitbaters van kerncentrales en de grote leveranciers moeten onbeperkt aansprakelijk worden gehouden voor de totale kosten van een kernramp.
 
Tot slot moet elke steun voor de ontwikkeling van een nieuwe generatie kerncentrales worden stopgezet. Deze reactoren blijven hypothetisch en zullen indien ooit gerealiseerd duurder en gevaarlijker zijn dan de huidige generatie. Ook het onderzoek zelf leidt tot problemen, zoals de risico’s op de proliferatie van kernwapens. Dus ook de plutoniumreactor Myrrha moet worden geschrapt. Vanwege de proliferatiegevoeligheid is transparantie nodig over welke landen toegang hebben gekregen tot welke informatie.

10. Kernwapens en oorlog verleden tijd

De oorlog van Rusland in Oekraïne confronteert Europa met een grootschalige vernietigende oorlog die onnoemelijk menselijk leed veroorzaakt, de fundamentele mensenrechten met voeten treedt en tot aanzienlijke milieuvernietiging leidt. De territoriale integriteit van Oekraïne, de internationale rechtsregels en mensenrechten moeten gerespecteerd worden.

Daarnaast moet de humanitaire hulp aanzienlijk en dringend opgevoerd worden, o.a. in de vorm van groen herstel. Dit kan via de internationale instellingen en de Europese lidstaten, maar evenzeer door partnerschappen tussen steden en gemeenten die op lokaal vlak oplossingen kunnen bieden voor de energievoorziening in Oekraïne om zo snel en effectief de bevolking te ondersteunen. Investeringen in hernieuwbare energie en efficiëntie versterken aanzienlijk de robuustheid en bevoorradingszekerheid van de energiesector, zowel op korte als lange termijn. Ook België moet hier een grote bijdrage leveren.
 
De dreiging met kernwapens is terug actueel. Na het einde van de koude oorlog is onvoldoende vooruitgang gemaakt in verdere nucleaire ontwapening. Nucleaire wapens zijn illegaal en België moet toetreden tot het verdrag op het verbod van kernwapens (TPNW) dat in 2021 in werking is getreden en dat reeds door 92 landen is ondertekend. De modernisering van de B61 kernwapens in Kleine Brogel naar “model 12” is een aanzienlijke upgrade naar precisie-geleide kernwapens, waardoor ze een offensief karakter krijgen. Deze escalatie staat haaks op de bepalingen van het TPNW. Kernwapens in ons land zijn illegaal en moeten verwijderd worden.
 
Na het einde van de koude oorlog zijn ook kansen gemist om binnen het grote Europa te evolueren van een systeem van collectieve defensie tussen twee blokken naar een systeem van collectieve veiligheid, in lijn met de principes van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Vandaag staan we door de oorlog van Rusland in Oekraïne hier zeer ver van verwijderd. Toch is het essentieel om vandaag al te werken aan scenario’s om zo’n fundamentele omslag in de toekomst mogelijk te maken en op termijn een perspectief op vrede in Europa te bieden. België moet initiatieven nemen om deze visie uit te dragen en deze omslag in de toekomst mogelijk te maken.

11. Fiscale hervorming: eerlijke en klimaatvriendelijke fiscaliteit

De belastingen in België zijn bijzonder onrechtvaardig omdat ze grotendeels op arbeid en zeer weinig op vermogen gebaseerd zijn. Belastinghervorming is nodig om ervoor te zorgen dat de breedste schouders hun eerlijke deel bijdragen en om de inkomsten te genereren die nodig zijn om in de transitie te investeren. Belangrijke opmerking daarbij is dat niet handelen op vlak van klimaat ons meer zal kosten dan de maatregelen nodig om België koolstofvrij te maken. Wij pleiten voor een progressieve belasting op alle inkomsten, met vrijstelling van de lage inkomens, inclusief een vermogensbelasting en een minimum effectieve vennootschapsbelasting.

Bovendien heeft de huidige crisis voor sommige energie- en voedingsbedrijven enorme overwinsten opgeleverd, die aan aandeelhouders werden uitgedeeld in een context van toenemende armoede en klimaatcrisis. Er moet een structureel mechanisme komen om in geval van crisis de overwinsten van bevoordeelde sectoren te belasten.Voorts moet het uitbetalen van bedrijfsdividenden worden gekoppeld aan een klimaatplan dat is afgestemd op het klimaatakkoord van Parijs en aan een rechtvaardig transitieplan in sectoren waar mogelijks banen verloren gaan of veranderen van invulling. Daarnaast moet een klimaatheffing op vermogen worden ingevoerd om financiële activa die bijdragen tot de klimaatcrisis te belasten.
 
Grote vervuilers moeten betalen voor schade die ze overal ter wereld aanrichten. Daarom stellen we voor dat de opbrengsten van deze klimaatheffing op vermogen en de belasting op overwinsten zouden worden gebruikt voor de financiering van landen die hard door de klimaatcrisis worden getroffen en voor het genereren van overheidsinkomsten voor sociaal belangrijke klimaatmaatregelen zoals een huisvestings- en energiepact.
 
Directe of indirecte subsidies voor fossiele brandstoffen (inclusief salariswagens, die in 2026 weliswaar vooral elektrisch zullen zijn maar nog steeds een fundamenteel oneerlijk en onduurzaam fiscaal voordeel vormen) moeten volledig worden afgeschaft. Het is van belang de afschaffing van die subsidies te bespreken met de vakbonden in elke sector. Bovendien moeten gezinnen die recht hebben op het sociaal tarief en zich niet zomaar van fossiele brandstoffen voor bv. verwarming of mobiliteit kunnen ontdoen, worden ondersteund om ook deze transitie te maken.

12. Verplichte koolstofvoetafdruk en klimaat-roadmap voor grote vervuilers

De huidige aanpak van de zware en sterk vervuilende industrie is het tegenovergestelde van wat nodig is om een koolstofarme economie uit te bouwen. Ter ondersteuning van haar transitie ontvangt de zware industrie tot 1 miljard euro per jaar aan compensaties, vrijstellingen en subsidies, maar haar CO2-uitstoot daalt niet. Ze zijn de laatste jaren zelfs licht gestegen. Bedrijven als Ineos en Borealis zijn zelfs van plan deze met nog eens 10% te verhogen door nieuwe fabrieken te bouwen. Steunmaatregelen hebben niet het gewenste effect en dragen nog te weinig bij tot de industriële transitie.
 
Daarom is het belangrijk om een verplichte koolstofvoetafdruk en klimaat-roadmap (zie punt 13) in te voeren voor elk bedrijf in de zware industrie, inclusief wereldwijde scope 3 broeikasgasemissies (indirecte uitstoot van CO2 verder in de toeleveringsketen), met onafhankelijke controle om de doeltreffendheid van de genomen maatregelen te controleren.

13. Een gecoördineerd federaal en gewestelijk beleid voor een rechtvaardige en industriële transitie

Activiteiten gelinkt aan fossiele brandstoffen worden het komende decennium systematisch uitgefaseerd in het licht van internationaal afgesproken klimaatdoelstellingen. Dat kan logischerwijs het einde betekenen voor bepaalde jobs. De klimaat- en energietransitie zet de spanningen tussen milieuschade, klimaatinspanningen en een rechtvaardige transitie van werknemers (rol, aantal, skills…) op scherp. Om drama’s zoals bij de sluiting van de steenkoolmijnen te vermijden, is een proactieve aanpak broodnodig en dringend.
 
Voor een goede coördinatie van die ingrijpende industriële transitie, is het belangrijk dat de federale en gewestelijke overheden samen een plan opstellen voor de rechtvaardige transitie. Zo’n plan faciliteert betrouwbare studies over groene en lokale jobs die kunnen worden gecreëerd en over welke (permanente en verplichte) opleidingsmiddelen daarvoor ontwikkeld dienen te worden. Het is cruciaal dat deze plannen ook steun omvatten voor werknemers in de meest vervuilende sectoren. Ook het vergunningenbeleid moet mee een antwoord op die uitdagingen bieden.
 
Het is bovendien cruciaal om bedrijven te verplichten om transformatieplannen en concrete klimaat-roadmaps op te stellen: hoe brengen ze hun bedrijf in lijn met de klimaatdoelen? Deze plannen moeten uitgebreid aan bod komen in de sociale overlegorganen, zodat werknemers hierin elke stap van het proces nauw bij betrokken worden. 
Het is van cruciaal belang tijdig te beslissen over vooruitziende maatregelen zoals bv. een steunfonds voor die industriële transitie. Een fonds dat voldoende middelen moet voorzien om getroffen werknemers, met behoud van loonvoorwaarden, te kunnen begeleiden naar een nieuwe job of een heroriëntatie van de skills. Zo’n steunfonds moet kaderen in de hierboven vermelde ruimere plannen voor een rechtvaardige transitie voor werknemers.

14. Belgische exit uit het Energiehandvestverdrag en bindende sociale en milieuclausules in alle handelsovereenkomsten


Het veelbesproken Energiehandvestverdrag (ECT) staat de fossiele industrie toe een land aan te klagen wanneer de regering klimaat- en milieumaatregelen neemt die toekomstige winsten van het bedrijf kunnen schaden. Milieuorganisaties en vele andere NGO’s strijden al jaren tegen dit verdrag, dat onwettige macht geeft aan fossiele bedrijven en een enorme rem zet op de energietransitie. Net als onze buurlanden moet België uit dit verdrag stappen. Bovendien is het belangrijk dat alle nieuwe handelsverdragen bindende sociale en milieuclausules bevatten om te voorkomen dat België voor arbitragerechtbanken wordt gedaagd als ons land sociale en milieuregelgeving invoert.

15. Propere mobiliteit voor iedereen, geen subsidies voor regionale luchthavens en geen privéjets meer

Het toenemende gebruik van luxevervoer als privéjets is verantwoordelijk voor een uitstoot van broeikasgassen die gelijk is aan die van bijna 40.000 auto’s per jaar. Hoewel ze in België minder worden gebruikt dan in andere landen, hebben ze een aanzienlijke invloed op de luchtkwaliteit. Toenemende heisa over privéjets van sterren en miljardairs wijst erop dat dit steeds meer gezien wordt als klimaatonrechtvaardigheid. De eerste stap is het verbieden van privéjet-vluchten en korte-afstandsvluchten waarvoor een (trein)alternatief onder de 6 uur bestaat.

Regionale luchthavens zijn vervuilend, schadelijk voor het milieu en omwonenden en ze kosten de belastingbetaler veel geld omdat ze alleen kunnen overleven met overheidssteun. Zo’n steun met belastinggeld is in tijden van klimaat- en sociale crisis onaanvaardbaar.

Investeringen in veilige fietsinfrastructuur en in het openbaar vervoer zijn dan weer de hoeksteen van een inclusieve en klimaatneutrale mobiliteit die toegankelijk is voor iedereen. De nieuwe federale Spoorvisie 2040 moet gepaard gaan met aanzienlijke investeringen op alle beleidsniveaus die de onderinvestering van het afgelopen decennium compenseren en leiden tot een betere integratie met de openbare vervoersnetten in Wallonië, Vlaanderen en Brussel. Dit vergt dus ook een uitbouw en optimalisatie van het tram- en busvervoer van De Lijn, MIVB en TEC, met een goed aansluitend aanbod en liefst een eengemaakte tariefstructuur. Toegankelijk openbaar vervoer is cruciaal om vervoersarmoede tegen te gaan. Erin investeren verlaagt op termijn ook gezondheidskosten en zorgt voor minder uitstoot van broeikasgassen.

16. Einde aan fossiele reclame

We bepleiten een breed verbod op fossiele reclame. Het is de bedoeling reclame te verbieden van bedrijven die fossiele brandstoffen exploiteren en leveren, maar ook van bedrijven die betrokken zijn bij door fossiele brandstoffen aangedreven lucht-, weg- en watervervoer (met uitzondering van het openbaar vervoer). Dit omvat zowel directe reclame als sponsoring van evenementen (cultureel, sport enz.). Het is intussen erg duidelijk dat zelfregulering om bv. greenwashing of misleidende reclames tegen te gaan zijn grenzen heeft bereikt.

17. De oprichting van een permanent burger-klimaatparlement

De klimaatgovernance in ons land moet worden gedemocratiseerd door de oprichting van een burgerparlement, ook op federaal en Vlaams niveau. In Wallonië en Brussel wordt/werd hier al mee geëxperimenteerd. Het idee is om op regelmatige basis 101 burgers samen te brengen die representatief zijn voor de Belgische bevolking en die samen met deskundigen ambitieuze milieumaatregelen uitwerken die vervolgens aan de bevoegde parlementen worden voorgelegd. Het burgerparlement dient dus ter versterking, en niet ter vervanging, van de bestaande parlementen en inspraak via het georganiseerde middenveld en vakbonden, en kan net draagvlak creëren voor noodzakelijke maar controversiële maatregelen waar politici zich moeilijker aan wagen. Het kan een krachtig antwoord bieden op de ecologische noodsituatie door meer burgerparticipatie te bevorderen en het draagvlak voor klimaatbeleid te vergroten.

18. Een speciale klimaatwet

De klimaat-governance in ons land moedigt de coördinatie tussen de entiteiten niet aan. Het wordt de komende jaren cruciaal dat de gewesten, het federale niveau en de gemeenschappen gecoördineerd en ambitieus samenwerken. Geïnspireerd door de Europese wetgeving en de meest recente wetenschappelijke gegevens – die oproepen tot een daling van de uitstoot van broeikasgassen met 65% tegen 2030 – heeft België een speciale klimaatwet nodig. Die moet een nationale langetermijnvisie met duidelijke tussentijdse doelstellingen bekrachtigen en zorgen voor een aanzienlijke verbetering van de Belgische klimaat-governance.
 
Op basis van bestaande of nog op te stellen wetten, decreten en verordeningen in entiteiten die deze nog niet hebben, worden dan jaarlijkse koolstofbudgetten ingevoerd en de regeringen brengen jaarlijks verplicht verslag uit over de voortgang van hun maatregelen wanneer over het budget wordt gestemd. Voorts moet, zoals in Frankrijk, een onafhankelijke waarnemer – dat zou het Planbureau kunnen zijn – de voorgestelde maatregelen vooraf en achteraf analyseren om het effect ervan te meten op onze directe en indirecte emissies en de naleving van de aangegane verbintenissen te controleren.

19. Duidelijke criteria om de invloed van de fossiele lobby op het overheidsbeleid te beperken

De macht van lobbygroepen, het gebrek aan transparantie en belangenconflicten ondermijnen onze democratie. Het is belangrijk om op Europees niveau en ook op andere niveaus lobbyisten van de fossiele industrie te weren. Er moet een soortgelijke regeling komen als voor tabak inzake belangenconflicten. Vergaderingen met fossiele bedrijven en lobbygroepen op het gebied van fossiele brandstoffen moeten strikt worden beperkt en geregistreerd (met transparante notities op verzoek). Ook zouden deze bedrijven geen politieke evenementen mogen sponsoren.

20. Moratorium op diepzeemijnbouw en een langetermijnvisie op de circulaire economie

België moet zijn rol als Blue Leader versterken door een moratorium op diepzeemijnbouw in te stellen. Dit is in overeenstemming met de oproep van de Europese Commissie in de EU-biodiversiteitsstrategie om mineralen op de zeebodem niet te exploiteren totdat de gevolgen van mijnbouw op de zeebodem voor het mariene milieu, de biodiversiteit en andere menselijke activiteiten voldoende zijn bestudeerd en de werkelijke risico’s bekend zijn[1].

Wij roepen België op om op zijn minst een moratorium af te kondigen, zoals Frankrijk heeft gedaan, of zelfs een verbod op zeebodemontginning in te stellen.

Ons land moet een actieve en innovatieve strategie richting de circulaire economie  ontwikkelen (inclusief mineralen). Zo’n strategie ondersteunt de ecologische transitie en streeft niet naar een extractivistische economie die schadelijk is voor mens en natuur.

Deze 20 speerpunten vertegenwoordigen de belangrijkste maatregelen die Greenpeace naar voren schuift. Als organisatie die zich inzet voor ecologische rechtvaardigheid, zijn wij ook solidair met andere eisen van platforms, coalities en bewegingen die dagelijks strijden tegen discriminatie en onrecht. Zo steunen wij ten volle: de eis van vele actoren voor de regularisatie van migranten zonder papieren die in België in een rechteloze situatie leven; de eisen van feministische bewegingen om de gelijkheid en rechtvaardigheid voor vrouwen en de strijd tegen geweld tegen vrouwen te versterken; de eisen van de antiracistische en dekoloniale bewegingen ter bestrijding van racisme en voor de dekolonisatie van onze samenleving; de eisen van de LGTBQIA+-beweging ter bestrijding van hun onzichtbaarheid en alle vormen van discriminatie van LGTBQIA+-personen.

> Download de volledige set van 20 speerpunten